Het geheime leven van taalfouten

Het geheime leven van taalfouten
(Hoe ze ontstaan en waarom ze standhouden)

(1 februari 2024)

Marten van der Meulen

Sterck & de Vreese
ISBN 978946471156
352 pp.
€ 27,90

Het geheime leven van taalfouten: een boek met een visie

 

In Het geheime leven van taalfouten (Hoe ze ontstaan en waarom ze standhouden), een bewerking van zijn doctoraat, ga je samen met Marten van der Meulen op pad door de wereld van de taalfouten en lees je hoe er in taaladviesgidsen met ‘taalfouten’ omgegaan werd en wordt. Van der Meulen is een gids in het land der gidsen. Dat kan bijna niet anders dan een aangename tocht en (soms monkelend) leesplezier opleveren.

 

Ikzelf stam uit de tijd van de monocentrische taalvisie op het Nederlands. Aan de universiteit kreeg ik te maken met P.C. Paardekooper en zijn ABN-gids. Je weet wel: zeg niet ‘vijgen na Pasen’, maar ‘mosterd na de maaltijd’. Ik kreeg het niet door mijn strot, maar op het examen moest het wel. De kwestie juist-fout was destijds heel snel beslist. De ‘ABN-gids’ was de wet en al de rest was fout. Die tijd is gelukkig voorbij. De pluricentrische insteek heeft de monocentrische verdrongen.

 

Toch is het juist-foutgedachtegoed nog altijd zeer levendig, maar dan vanuit andere achtergronden. Er is ook vandaag nog altijd heel vaak beroering als het over correcte taal gaat. Sommigen schuwen daarbij de hoogdravende termen niet als het bv. over ‘groter dan’ of ‘groter als’ gaat: verloedering, teloorgang, verslonzing en zelfs verkrachting om er maar enkele te noemen.

 

Ik schreef daar een tijd geleden een artikel over in Knack.

 

Ik keek dan ook zeer benieuwd uit naar het boek van Marten Van der Meulen, die sinds kort ook beleidsadviseur van de Nederlandse Taalunie is. Een centrale vraag in het boek is ‘Van wie is het Nederlands?’, ‘Wie heeft het voor het zeggen?’ ‘Wie is de baas van het Nederlands?’ Is het de Nederlandse Taalunie, de Dikke van Dale, de VRT? Zijn het de professoren en de taalkundigen? Of is het gewoon jan-met de-pet wiens ‘taalfouten’ na verloop van tijd de nieuwe norm worden?

 

Het geheime leven van taalfouten telt 44 hoofdstukken geordend in zeven grote domeinen. Het derde domein daarvan stelt expliciet de vraag: ‘Van wie is de taal?  In zes geanimeerde hoofdstukken lees je onder andere over Ronald Plasterk die in een column stelde dat de Taalunie de hoogste baas van de taal is en dat hij als baas van de Taalunie zelf de opperbaas van de Nederlandse taal is: “Er is wél gezag. De Nederlandse Taal wordt beheerd door de Nederlandse Taalunie, waarvan ondergetekende voorzitter is. Die Unie bepaalt wat correct Nederlands is.” Van der Meulen verwondert er zich bij deze ‘bosskwestie’ over dat het gezag van het immense Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) niet verder reikt.  ‘Le dictionaire, c’est Van Dale’. Al de rest haalt niet eens het podium.

 

Taalfouten die in taaladviesboeken besproken worden, noemt Marten van der Meulen taalnormfouten. Dat veronderstelt dat je ervan uitgaat dat er in taal überhaupt zoiets kan zijn als ‘goed’ en ‘fout’. Van der Meulen maakt een onderscheid tussen incidentele (bv. typfouten) en structurele taalfouten. Structurele fouten kunnen tot taalverandering leiden. Hij haalt als voorbeeld de structurele fout ‘hele mooie’ aan, die mogelijkerwijs ooit een algemeen geaccepteerde vorm zal worden.

 

Interessant is het wanneer Van der Meulen de drie manieren fileert waarop taaladviseurs met fouten omgaan: de bestaande variatie accepteren, de bestaande variatie onder bepaalde omstandigheden accepteren, de bestaande variatie totaal veroordelen. Ook het verschil tussen stijlboeken en taaladviesboeken laat hij niet onbesproken. Af en toe deelt Marten van der Meulen ook een linkse hoek uit, bijvoorbeeld naar Geert Van Istendael die volgens hem blijkbaar verwacht dat taalkundigen agentje spelen en bij elke overtreding de fluit bovenhalen.

 

Marten van der Meulen heeft zich voor zijn boek bijzonder goed geïnformeerd en van talloze oudere en recentere bronnen gebruik gemaakt. Hij geeft aan dat hij zich hoofdzakelijk op taaladvies uit Nederland en minder uit Vlaanderen baseerde. Zo had hij volgens mij een belangrijke gedachte achter taaladvies in Vlaanderen in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw wel iets meer kunnen belichten: de hierboven al aangehaalde monocentrische taalvisie waarbij het Vlaams (nu over het algemeen Belgisch-Nederlands genoemd) zodra het van het Nederlands-Nederlands durfde af te wijken in taaladviesboeken als fout werd beschouwd, een houding die merkwaardig genoeg vooral vanuit Vlaanderen zelf werd gedirigeerd.

 

In hoofdstuk 33 heeft Van der Meulen het over de ‘driehoek van taalkwesties’ waarbij naast norm en taalgebruik nog een derde speler om de hoek komt kijken: de mening of attitude die de mensen zelf ten opzichte van bepaalde taalvarianten hebben. Wat dat betreft, vind ik het artikel dat Jimmy van Rijt en Astrid Wijnands in Levende Talen Magazine (2017/7)  publiceerden duidelijker. Zij benaderen taalkwesties vanuit de drie T’s: taalnorm, taalwerkelijkheid en taalgevoel waarbij ze de casus van het door Van der Meulen veelvuldig vermelde ‘hun hebben’ als voorbeeld nemen. Taalgevoel is mijns inziens toch nog iets anders dan taalattitude.

 

Maar dit kan vanzelfsprekend de lees- en taalpret niet bederven. Het geheime leven van taalfouten is een rijk, gevarieerd, hoog interessant en vlot leesbaar boek. De indeling van het boek laat toe dat je het fragmentarisch kunt lezen zonder de draad te verliezen als je pakweg een tussenpauze van enkele dagen of langer tussen twee hoofdstukken inlast. Het boek is een aanrader voor elke (aankomende) leraar en docent Nederlands en zeker ook voor elke lerarenopleider Nederlands.

 

En dat Joop van der Horst een ‘Vlaamse’ taalgeleerde genoemd wordt, vind ik mooi meegenomen. In een bijdrage in Kris kras door het Nederlands (Genootschap Onze Taal, 1998) wees Joop van der Horst er overigens op dat we sinds 1986 over de precieze tekst van De dagboeken van Anne Frank beschikken. Daarin kunnen we lezen dat ze op 14 augustus 1942 schreef: ‘Ik denk tenminste dat hun het waren’ en op 29 juli 1943: ‘…, want dat is het wat hun vaak doen’. Haar vader veranderde voor Het Achterhuis ‘hun’ in ‘ze’.

 

Het duurt dus wellicht nog eens ettelijke decennia vooraleer we er definitief uitraken.

 

José Vandekerckhove