EEN GEDICHT IS OOK MAAR EEN DING

Een eigenzinnige speurtocht door de Nederlandstalige poëziee

Een gedicht is ook maar een ding

een eigenzinnige speurtocht door de Nederlandstalige poëzie

Lidewijde Paris (2021)

Uitgever Meulenhoff Boekerij B.V.

ISBN 9789029093682

359 pp.

€ 20,00


Het is niet, wat het wel is

Na de twee succesvolle boeken Hoe lees ik? en Hoe lees ik korte verhalen? verscheen in september 2021 Een gedicht is ook maar een ding, waarin Lidewijde Paris de lezers meeneemt op wat genoemd wordt ‘een eigenzinnige speurtocht door de Nederlandstalige poëzie’.

De structuur van het boek is van de kaft af te lezen. Elk van de acht hoofdstukken brodeert door middel van een bijzin verder op de titel van het boek. Een paar voorbeelden: een gedicht is ook maar een ding … dat het hart beroert; …dat zich niet 1, 2, 3 laat vangen; … waar de tijd zijn tanden in zet; … waar hard aan gewerkt is; enzovoort.

Binnen elk hoofdstuk haalt Paris dan gedichten aan, die een thematische verwantschap vertonen en de hele Nederlandse literatuur overspannen. In het hoofdstuk Een gedicht is ook maar een ding dat het hart beroert komen onder anderen Hooft, Piet Paaltjens, Jan Moritoen, Vondel, Kouwenaar, Ida Gerhardt, Gorter, Leopold en Kopland aan bod, vaak met hun iconische gedichten, die ook al vele jaren lang in veel bloemlezingen en schoolboeken te vinden zijn: Gheswinde Grysaert; Aan Rika; Egidius, waer bestu bleven?; Kinder-lyck; totaal witte kamer; De gestorvene; Zie je ik hou van je; O, als ik dood zal, dood zal zijn en Weggaan.

In haar inleiding zegt Paris: ‘Dit is geen ‘bloemlezing van toppers-door-de -loop der jaren met wat extra’s geworden’. Maar dat is het eigenlijk wel, met die restrictie dat die extra’s conceptueel gewoon bij de rest passen en op die manier even essentieel zijn als de toppers zelf.

Er is trouwens ook helemaal niks tegen dat de toppers in een boek zoals dit staan. Waarom zouden ze niet? Er is evenmin iets tegen dat ook dit boek, net zoals de beide andere van Paris, een didactische inslag heeft. Het is alsof Paris precies datgene wil loochenen, waarin ze uitmunt, er zich bijna voor excuseert. Het boek is vanzelfsprekend, zoals ze verabsoluterend stelt, geen ‘puur analyse- en uitlegboek’, maar er zit wel degelijk meer dan voldoende analyse en uitleg in. Ik grijp als voorbeeld opnieuw naar Gheswinde Grysaert. Paris verklaart uitvoerig waarom ze dat gedicht goed vindt, waarbij woorden zoals alliteraties, zinsconstructies, woordspel, sextet, terzinen, volta enzomeer de revue passeren, verder gelardeerd door een situerend begrip als renaissancistische taalvirtuositeit en een inkijk in het hoofd van de rederijkers. Als dit niet snuffelt aan Hoe lees ik gedichten?, dan weet ik het ook niet. Maar nog eens, dat stoort mij niet.

Integendeel, dit boek is zeer geschikt om een brede introductie van de ‘Nederlandse’ - ik zeg met opzet niet ‘Nederlandstalige’- poëzie te brengen voor de leek, de semi-leek en eigenlijk bij uitstek voor scholieren. Een leraar kan dit boek makkelijk, en wellicht ook met rendement wat literaire competentie betreft, gebruiken in de derde graad of de beide laatste jaren van de bovenbouw. Daar zou het niet misstaan.

Wat me wel tegengaat, is wat zo vaak met boeken van Nederlandse auteurs gebeurt. Ze hebben het over ’Nederlandstalig’, maar in de feiten gaat het alleen over ‘Noord-Nederland’. Vlaanderen blijft andermaal stiefmoedelijk en verweesd achter. Geen spoor van Hugo Claus, Paul Snoek, Tom Lanoye, Stefan Hertmans, Delphine Lecompte, Peter Verhelst (winnaar van o.a. de Jan Campert-prijs, de Herman de Coninckprijs, de Ida Gerhardt Poëzieprijs én in 2020 de Awater Poëzieprijs), Herman de Coninck (jawel, die naar wie de prijs genoemd is) en nog een pak anderen. Ook jonge Vlaamse dichters ontbreken totaal. Ik denk aan Maud Vanhauwaert en Charlotte Van den Broeck. Marieke Lucas Rijneveld staat er dan weer wel in (want Noord-Hollands), maar een Maarten van der Graaff (In 2014 kreeg hij voor Vluchtautogedichten de C. Buddingh’-prijs) niet. Ook Radna Fabias, geboren en getogen op de Nederlandse Antillen (voor haar debuut Habitus ontving ze de C. Buddingh’-prijs, de Awater Poëzieprijs, de Herman de Coninckprijs en de Grote Poëzieprijs) en Lisette Ma Neza zijn in geen velden noch wegen te bespeuren. Kijk en luister eens, Lidewijde Paris!

Waarom ontbreekt dit allemaal? Jonge lezers vinden hun toegang tot poëzie vaak via hun (bijna-) leeftijdsgenoten. Bewust weggelaten of een blinde vlek?

Het boek eindigt met Handige vragen bij het lezen van gedichten, gevolgd door een begrippenlijst. Het eerste is een soort van handleiding voor mensen die meer willen ‘weten’ of ‘begrijpen’ over of van gedichten. Het tweede is een begrippenlijst van termen die in het boek gebruikt (of soms ook niet gebruikt) worden.

Weet je wat ik denk? Leesplezier is één ding, leesvoldoening een ander. In leesvoldoening is leesplezier ingesloten, maar leesvoldoening gaat net iets verder. In die zin is een gedicht altijd ook meer dan gewoon maar een ding. En het is geen oneer om dit via een boek duidelijk te maken, ondanks een titel die suggereert dat het boek niet is, wat het wel is.

José Vandekerckhove