Papieren vrienden

Papieren vrienden
Een literaire zoektocht naar de zin van het leven

(15 februari 2024)

Jan Konst

Uitgeverij Balans
ISBN 9789463823357
352 pp.
€ 25,00

Vrienden die je nimmer ontvriendt

 

Er zijn zo van die boeken die beklijven en je bijblijven. Ik heb dat met In Ongenade van Coetzee, De Stad der blinden van Saramago, Nachttrein naar Lissabon van Mercier of dichter bij huis Houtekiet van Walschap.

Als ik er over nadenk waarom sommige boeken zich verankeren en andere niet, dan spelen de personages daarbij vaak een rol: de dochter van professor Lurie, de vrouw die niet blind wordt, de professor die naar Lissabon vertrekt of Jan Houtekiet die in de kerktoren dichter bij God zit dan in de muffe kerk.

 

Die personages wil ik geen vrienden noemen, maar toch intrigeren ze mij al jarenlang. In Papieren vrienden. Een literaire zoektocht naar de zin van het leven gaat Jan Konst, hoogleraar Nederlandse filologie / literatuurwetenschap aan de Freie Unviersität Berlin een stap verder. Op zoek naar de zin van het leven gaat hij niet bij filosofen of theologen te rade, maar bij personages uit de Nederlandstalige literatuur. Hij noemt ze zijn ‘papieren vrienden’.

In totaal zijn er 16 in een boek van 351 pagina’s. Ze stammen uit verschillende eeuwen. Negen mannen, zes vrouwen en iemand die zich niet kan identificeren. Ze komen allen in een apart hoofdstuk voor. De hoofdstukken zijn niet chronologisch geordend. Het is niet de bedoeling van Jan Konst geweest om met Papieren vrienden een representatieve staalkaart te brengen van acht eeuwen Nederlandstalige literatuur. Evenmin wil hij de volgens hem beste zestien werken ooit naar voren schuiven.


De existentiële hamvraag van waaruit Konst de literatuur in zijn boek benadert is: ‘Waarom en waartoe leven wij?’. In een gesprek op Youtube zegt Konst over Papieren vrienden dat hij zijn ordeningsprincipe gehaald heeft bij de Oostenrijkse professor Tatjana Schnell in haar boek Psychologie des Lebenssinns. In een lezing met de titel Auf Sinnsuche uit 2014 gaat Tatjana Schnell op zoek naar zingeving en legt ze uit aan welke bronnen mensen hun zin in het leven ontlenen. Of beluister een gesprek met Tatjana Schnell in de podcastreeks Sinneswandel.
Ze combineert zin met vijf aspecten: religie, idealen, zelfontplooiing, gemeenschap en verbondenheid met de ander

 

Dat was voor Konst een ideale kapstok om zijn 16 geselecteerde werken aan op te hangen. Hij begint met Onno Quist, bon vivant en onverbeterlijke provocateur uit de klassieker De ontdekking van de hemel (1992) van Mulisch en eindigt met Marie Deniet uit De Wetten (1991) van Palmen, maar hij heeft het evenzeer over Sofie Lakmaker in De geschiedenis van mijn seksualiteit (2021) van Tobi Lakmaker en Samir Zafar uit De belofte van Pisa (2013) van Mano Bouzamour.

 

Fijn vond ik de keuze voor Boer Wortel uit Boerenpsalm (1935) van Felix Timmermans. Ik dacht meteen ook aan een ander onvergetelijk personage van Timmermans: Pallieter, die ik quasi vijftig jaar nadat ik de roman gelezen heb nog altijd in de papavervelden zie verdwijnen tot alleen nog zijn kruin boven steekt. Wortel is voor Konst de persoon die meer dan de andere van de zestien vrienden zijn bestaanszin zoekt in conventies en tradities, in bewaren en bestendigen.

 

Ook de keuze voor Ferguut vind ik treffend. Konst noemt hem een ‘doorbijter en sociale stijger’. Hij is de oudste papieren vriend. In termen van Tatjana Schnell vindt hij zin in een combinatie van religie, zelfontplooiing en verbondenheid met een ander. Interessant is dat en voor docenten Nederlands eventueel een tip om Ferguut eens vanuit die drie frames te bespreken. Leuk is ook dat Konst binnen een hoofdstuk aan een bepaalde vriend gewijd ook kruisverwijzingen maakt naar zijn andere vrienden. Als hij het over Bert Alberegt heeft in Herinneringen van een engelbewaarder (1971) van W.F. Hermans, betrekt hij daarbij onder andere Onno Quist, Ferguut en Edith uit Ik verbind u door (2004) van Vonne van der Meer.

 

Papieren vrienden is een inspirerend en bijwijlen verrassend boek dat leraren en docenten meer dan eens originele invalshoeken kan bezorgen om naar literaire personages te kijken. Het hoeven zelfs geenszins de personages te zijn die Konst aanhaalt. Vanuit het kader van Schnell en het exempel van Konst kan elke lezer wel personages vinden die helpen om de vraag die Freddy Mercury oproept: ‘Does anybody know what we are living for?’ dan misschien niet te beantwoorden maar zeker wel om erover na te denken.

En misschien is ook dat wel een essentiële en existentiële functie van literatuur.

 

José Vandekerckhove