Die goeie ouwe taal
Die goeie ouwe taal
Yoïn van Spijk (26 februari 2025)
Ambo Anthos
ISBN 9789026369971
320 pp.
€ 22,99
Mensen weten graag wat hun oorsprong is, wie hun overoverovergrootouders waren. De interesse voor genealogieën is heden ten dage groot. Dezelfde nieuwsgierigheid geldt ook wat taal betreft. Ik heb het al vaker mogen ervaren bij mensen van allerlei pluimage. Etymologie boeit zowat iedereen.
In Oostende, aan de Noordzee, waar ik woon, is de visserij al lang een schim van zichzelf. Toch zijn er nog altijd vissersboten, wordt er nog elke dag gevist, zijn er nog vissers en visserscafés. Ik bezoek af en toe zo’n visserscafé. Ik houd van het typische dialect en mijd nooit een gesprek als het zich aandient. De meeste vissers weten dat ik met taal bezig ben en stellen me geregeld vragen over de oorsprong van woorden. Vaak kan ik hun niet van antwoord dienen, maar dan zoek ik het op en heb meteen een alibi voor een volgend bezoek.
Ik had net het gloednieuwe boek Die goeie ouwe taal van Yoïn van Spijk gelezen en ik haalde er meteen mijn voordeel uit. ‘Jeantje’, mijn favoriete visser, had het over zijn ‘wijf’. Ik had Jeantje vroeger al eens gezegd dat ‘wife’ in het Engels het normale woord is, niet in het Nederlands. Dankzij het boek van Yoïn van Spijk kon ik nu voor de eerste keer ook zeggen waarom ‘wife’ in het Engels heeft standgehouden en niet in het Nederlands en het Duits. Er was geen concurrentie van ‘frouwan’ (oorspronkelijk: edelvrouw) in het Engels.
Die goeie ouwe taal bestaat uit 101 korte stukjes van elk twee à drie bladzijden, die zonder uitzondering zeer vlot leesbaar zijn, ook al is er soms heel wat etymologische informatie in verpakt. Aan het begin van het boek staan er tien quizvragen die een aandachtige lezer allemaal moet kunnen oplossen als hij het boek volledig heeft doorgenomen. Ik geef een van de tien vragen:
Als je de d/t-regels héél nauw neemt, welke zin bevat dan een spelfout?
a Ben je daar weleens geweest?
b Die mensen hebben veel afgetobd met hun jongste zoon.
c Wordt je broer dit jaar nou al zestig?
d De winkelier heeft heel beheerst gereageerd op het faillissement.
Wil je het antwoord zeker weten? Bestel dan het boek. Ik zal het u niet verraden.
Yoïn van Spijk heeft een leuk en rijk boek geschreven. De etymologische informatie is doorspekt met informatie uit andere taaldisciplines, zoals fonologie, syntaxis, orthografie sociolinguïstiek en pragmatiek.
Je leest hoe ‘holt, bolt en golt’ (zoals dat destijds nog werd geschreven) evolueerden tot ‘hout, boud en goud’ en waar de t in ‘tachtig’ vandaan komt. Je verneemt wat ‘penseel’ met ‘penis’ en ‘vanille’ met ‘vagina’ te maken hebben en dat ‘kind’ en ‘child’ ondanks de gelijkende meervouden ‘kinderen’ en ‘children’ kinderen van andere ouders zijn. Je komt te weten dat ‘fauteuil’, dat we uit het Frans overnamen, eigenlijk een Proto-West-Germaanse oorsprong heeft. Ik begrijp nu eindelijk ook waarom mijn vader ‘erweten’ tegen ‘erwten’ zei.
Een vriend uit de Westhoek in West-Vlaanderen zegt in zijn dialect altijd zaken zoals ‘hij heeft e-speeld, e-zegd’ in plaats van ‘gespeeld’ en ‘gezegd’. Van Spijk heeft voor mij duidelijk gemaakt waarom dat zo is in het stukje waarin hij het heeft over ‘gemacht’ en ‘gemaakt’ ten opzichte van het Engelse ‘made’.
Meer dan eens geeft van Spijk taalvergelijkende informatie, bv. over de naamvallen in het Duits en wat er in het Nederlands nog van overgebleven is.
Volksetymologische informatie ontbreekt evenmin, bv. wanneer van Spijk het heeft over ‘rontonde’ en ‘nachtmerrie’.
Het boek bevat tal van grijze kaders met interessante toelichtingen, bv. over waarom het Engels th schrijft (thing). Het zijn stuk voor stuk leuke weetjes.
Een obligate vraag bij elke recensie die op de website van Netwerk Didactiek Nederlands verschijnt, is: ‘Kun je met dit boek iets in het onderwijs?’ Mijn antwoord is dit keer volmondig ‘ja’. Je kunt bijvoorbeeld heel veel van de taalstukjes combineren met oefeningen voor je studenten of leerlingen op de Indo-Europese stamboom. Een suggestie:
In ‘Schandalige schande’ leren we dat ‘schandaal’ een weg aflegde van het Oudgrieks: skándalon -> Latijn scandalum -> Oudfrans scandale met betekenisevolutie naar -> Middelnederlands scandaal -> schandaal.
De weg die ‘schande’ aflegde is dan weer heel anders: Proto-Germaans *skamdó -> Middelnederlands *skandó -> omwille van het uitspraakgemak -> scande-> schande.
Heel interessant is ook het stukje over ‘Boeren als buren’ waar je ook een pak fonetische en sociolinguïstische informatie erbovenop krijgt en meteen ook nog een link naar ‘neighbours’ en ‘Nachbarn’.
Het zal voor de lezer duidelijk zijn dat dit boek me erg bevalt. Het krijgt een prominente plaats in mijn taalbibliotheek.
Nog dit: het thema van de Boekenweek 2025 is ‘Je moerstaal’. Dit boek past daarin als gegoten. Dus: waarop wacht je nog, beste lezer?
José Vandekerckhove