Wat gebeurt er in het Nederlands?!

Over taal, frequentie en variatie

Wat gebeurt er in het Nederlands?!
Over taal, frequentie en variatie

Nicoline van der Sijs, Lauren Fonteyn en Marten van der Meulen

Sterck & De Vreese
ISBN 978 90 5615 803 3
324 pagina’s pp.
€ 24,95

Watskeburt

Op 8 oktober 2021 verscheen bij Sterck & De Vreese Wat gebeurt er in het Nederlands?!. Over taal, frequentie en variatie. Aan het boek hebben zestig taalkundigen uit Nederland, Vlaanderen en Suriname meegewerkt.

Nicoline van der Sijs, Lauren Fonteyn en Marten van der Meulen tekenden voor de redactie.

Lauren Fonteyn is verbonden aan de Universiteit Leiden als onderzoeker en docent toegepaste taalkunde. Marten van der Meulen promoveert aan de Radboud Universiteit. Hij onderzoekt de relatie tussen taaladvies en taalwerkelijkheid. Nicoline van der Sijs ging in augustus 2021 met emeritaat als hoogleraar historische taalkunde aan de Radboud Universiteit.

De betekenis van Nicoline van der Sijs voor de neerlandistiek in het algemeen en voor het te boek stellen van de geschiedenis van het Nederlands in het bijzonder is van niet te onderschatten belang. Heel terecht wordt ze dan ook met dit boek gefêteerd. Als co-redacteur werkte ze, typerend voor haar enorme werkkracht en gedrevenheid zelf mee aan haar eigen afscheid. Ook de eerste bijdrage Leestekens: onaanzienlijk en ondergewaardeerd is van haar hand.

Het boek bevat bijdragen over taalverandering, grammatica, uitspraak, woorden en namen, taaladvies, verwerving van uitdrukkingen, taalvariatie en een slothoofdstuk ‘Voorbij het Nederlands’. Op die manier worden de meeste domeinen van de linguïstiek gecoverd.

Er is telkens een sleuteltekst (alleen bij ‘Uitspraak’ zijn er drie) die dan gevolgd wordt door een aantal intermezzi. In het totaal telt het boek 46 bijdragen onder meer van, om er maar enkelen te noemen, Hans Bennis, Jenny Audring, Mark van Oostendorp, Dominiek Sandra, Dirk Geeraerts, Ewoud Sanders, Timothy Colleman en zelfs Matthias Hüning, hoogleraar Nederlandse Taalkunde aan de Freie Universität Berlin.

Op haar blog schrijft coredacteur Lauren Fonteyn: ‘Omdat het Nederlands een verzamelbegrip is, is een uitspraak als In het Nederlands komt zowel de man die als de man wie voor eigenlijk te vaag. Je kan dat vergelijken met ‘Beren kunnen bruin en wit zijn’: we weten daarmee nog niet hoeveel beren er helemaal bruin of helemaal wit zijn, en of er ook bruine beren met witte vlekken bestaan (het antwoord is overigens ja, maar niet veel). We hebben, om interessante uitspraken te doen over een taal, meer informatie nodig – over wie er dan precies ‘die’ zegt, en wie ‘wie’ zegt, en wie ze allebei gebruikt, en wanneer ze dan wat gebruiken, en hoe vaak dat alles gebeurt. Op die manier is ‘het Nederlands’ minder een kwestie van ‘goed’ en ‘fout’ dan van ‘gangbaar’ en ‘(in)frequent.’

Daarmee onderstreept Fonteyn het belang van frequentie bij het onderzoek van taalverandering en taalvariatie. ‘I-language’ (Chomsky) volstaat niet om te beslissen of iets al dan niet (goed) Nederlands is. ‘Je kan ook niet kunnen begrijpen hoe een mierenkolonie werkt door innig te kijken naar het gedrag van slechts één mier.’ stelt Fonteyn. Dat er systematisch en op grote schaal talige fenomenen geteld kunnen worden is relatief nieuw en te danken aan het feit dat steeds meer talige gegevens gedigitaliseerd zijn. Hedendaagse teksten van allerlei genres – van kranten via literatuur tot Twitter en appjes zijn nu digitaal beschikbaar, maar ook oude gegevens van twaalfde-eeuws Nederlands tot nu.

Dit laat een invalshoek toe die we tot nu toe in weinig of geen taalboeken aangetroffen hebben. Zo verneem je in ’Vloeken tellen’ dat ‘godverdomme’ het ruimschoots wint van ‘verdomme, jezus, shit en klootzak’. En in taaladviesgidsen staat ‘groter dan/als’ op kop van de meest genoemde problemen, niet verwonderlijk gezien de commotie die recent ontstond toen uit de nieuwe ANS een tolerantere houding ter zake leek te spreken. De idiomen die we het vaakst horen zijn dan weer ‘iets over het hoofd zien’, van dichtbij gevolgd door ‘iemand in de maling nemen’ en ‘van streek zijn’.

Ieder hoofdstuk bevat een kader waarin nadere toelichting wordt gegeven op de methode of dataverzameling en wordt afgesloten met een korte alinea ‘Verder lezen’, waarin relevante achtergrondliteratuur op een rijtje is gezet.

Met het boek willen Van der Sijs en haar collega’s een brug slaan tussen de academische wereld en het middelbaar onderwijs. Het is dan ook een boek dat in geen enkele boekenkast van een neerlandicus zou mogen ontbreken. Het is heerlijk als persoonlijke geactualiseerde achtergrond. Het is ook uiterst geschikt ook om in de klas kort aan incidentele taalbeschouwing te doen. Stel, je komt de klas binnen en schrijft op het bord of op een meer hedendaagse drager ‘Amsterdam, jij matige kutstad’ (je vervangt natuurlijk Amsterdam door je eigen stad of dorp) waarbij je via de vocatief een plaats (Amsterdam) fictief aanspreekt. En wat als je het tussendoor over facking cool (bv. om een interventie van een leerlingen te loven), oerend hard, kapot saai (over een heel erg slechte tekst van een leerling), keigoed of kankersneu en straattaalversterkers van Marokkaanse of Surinaamse komaf als tantoe (tan 2) boeng en hopi hebt en vervolgens op het gebruik versterkers in het Nederlands ingaat. Wedden dat je leerlingen rode koontjes krijgen van übertaalkundige exaltatie.

Van der Sijs zegt: ‘Ik spreek nooit over taalfouten, het is interessanter om na te gaan waar een bepaald taalgebruik vandaan komt. “De meisje” werd eerst gebruikt door mensen met een andere moedertaal, maar wordt nu ook wel breder gebruikt. 70 procent van de woorden in het Nederlands heeft nu al “de” als lidwoord. Dat heeft als gevolg dat nieuwe Engelse leenwoorden vaak “de” als lidwoord krijgen. Vandaar de tendens om voor alle woorden naar “de” te gaan, zoals het Engels alleen “the” kent en het Afrikaans alleen “die”.’ Ook dit is iets wat je naar de klas kunt meenemen.

Wat gebeurt er in het Nederlands?! is met andere woorden een boek om van te smullen, een boek voor smulpapen. Waar dat woord vandaan komt en of het nog vaak gebruikt of zelfs begrepen wordt, staat niet in Wat gebeurt er in het Nederlands?!. Maar desgevraagd zal kersvers emeritus Van der Sijs je er voor de vuist weg wel in geuren en kleuren een halfuurtje over onderhouden.

José Vandekerckhove

Je vindt een gesprek van David van Overbeek in gesprek Marten van der Meulen en Lauren Fonteyn over Wat gebeurt er in het Nederlands?! op neerlandistiek.nl.