Voluit taal

VOLUIT TAAL

DIDACTIEK NEDERLANDS VOOR DE EERSTE EN TWEEDE GRAAD VAN HET SECUNDAIR ONDERWIJS

(2 september 2022)

Mariet Schiepers
Kim Willems

Lisa Verhelst

Pandora Versteden

Steven Delarue

Heleen Rijckaert

Barbara Axters

Tamara Bollaert

Liesbeth Ghesquière

Maarten Van Nieuwenhove


Owl Press

ISBN 9789463938990

500 pp.

€ 44,95


Voluit Taal: een recensie


In september 2022 is in Vlaanderen het handboek Voluit Taal: Didactiek Nederlands voor de eerste en tweede graad van het secundair onderwijs uitgebracht bij Owl Press. Een nieuw didactisch handboek Nederlands is altijd een heugelijk feit en zeker voor de onderbouw havo/vwo/vmbo en bovenbouw vmbo: naast Nederlands in de onderbouw  van Bonset, De Boer en Ekens (ondertussen alweer de zevende druk, oorspronkelijk uitgebracht als Nederlands in de basisvorming in 1992) zijn er geen handboeken beschikbaar die inhoud leveren over de gehele breedte van het vak[1]. Een nieuw handboek, met een andere inslag, is dus altijd de moeite waard om eens nader te beschouwen.


Toeval of niet, maar Voluit Taal is een paar maanden uitgebracht na de uitspraak van het Belgisch Grondwettelijk Hof om de nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair (vergelijkbaar met het derde tot en met het zesde leerjaar op het voortgezet onderwijs in Nederland) te ‘vernietigen’ met een overgangsperiode van twee jaar. Het gaat te ver om over deze kwestie uit te weiden in deze recensie, voor een verhelderende analyse hiervan verwijs ik nu naar dit artikel van Het Katholiek Nieuwsblad. In Voluit Taal wordt er met geen woord gerept over de vernieuwing van de onderwijsdoelen en de opbouw van het handboek lijkt dan ook los te staan van de vernieuwing. Dat is op zich niet gek, zeker niet nu ze zijn afgekeurd, maar anders zou het een gouden kans zijn geweest om een nieuw handboek aan te laten sluiten bij nieuwe onderwijsdoelen.


In Nederland komt binnenkort Vaardig met vakinhoud uit, ten tijde van de vernieuwing van de kerndoelen en eindtermen. Natuurlijk hoeft een handboek (voor een lerarenopleiding) niet geheel in te spelen op alle vernieuwingen – dat maakt een handboek immers ook te tijdsgebonden – maar enige afstemming zou niet gek zijn geweest.


Maar goed, terug naar Voluit Taal. In hoeverre is dit nieuwe handboek bruikbaar voor de Nederlandse context? 


Om goed antwoord te kunnen geven is het van belang om eerst de opbouw van Voluit Taal helder te hebben. Het handboek bestaat uit drie delen: In deel I worden de wetenschappelijke achtergrond en de didactische principes uiteengezet, in deel II worden zogeheten praktijkverhalen, de taalvaardigheden en verschillende inhouden beschreven en in deel III zijn kijkwijzers geplaatst om lessen te analyseren/bespreken aan de hand van de didactische principes van het handboek. Aan het eind van het handboek is per deel en onderdeel een bronnenlijst te vinden.


In het eerste deel zijn er direct fundamentele verschillen tussen de Nederlandse en Vlaamse context te vinden: het competentiegericht onderwijs is in Nederland nauwelijks meer in zwang (met uitzondering van het MBO en NT2-opleidingen), terwijl dat in Vlaanderen vele malen gebruikelijker is. Voluit Taal sluit onder meer aan bij de visietekst Iedereen taalcompetent van de Taalunie, waarin een onder meer beschreven staat wanneer iemand taalcompetent[2] is. Deze beschrijving van een taalcompetentie ligt niet geheel in lijn met wat bijvoorbeeld de SLO verstaat onder een competentie. Competenties zijn volgens SLO namelijk altijd contextgebonden en de taken zijn van beroepsmatige of maatschappelijke aard.


De taalcompetenties worden in Voluit Taal uitgewerkt tot de zeven principes van ‘Taalkrachtig onderwijs[3]’. Deze zeven principes hebben veel weg van de drie pijlers van Taalgericht vakonderwijs van Hajer en Meestringa. Dat blijkt ook uit het derde hoofdstuk van het eerste deel, waarin er in Voluit Taal uiteengezet wordt hoe er schoolbreed gewerkt kan worden aan de taalontwikkeling bij alle vakken (en waar de theorie van Taalgericht vakonderwijs en Taalontwikkelend lesgeven in het kader ‘need to know’ staat, zie pagina 57). Het is begrijpelijk om een handboek vanuit een theoretische grondslag te schrijven (zie bijvoorbeeld ook het communicatieve paradigma van Nederlands in de onderbouw), maar het voelt ook beperkend: ik wil juist dat mijn studenten zich bewust zijn van de verschillende invalshoeken en ‘scholen’ die de vakdidactiek rijk is.


Het tweede deel opent met twaalf praktijkverhalen voor de verschillende niveaus (van eerste graad a-stroom tot en met de tweede graad met arbeidsmarktfinaliteit). Het zijn eigenlijk korte, goede voorbeelden van lessenreeksen op basis van de zeven principes. De lessenreeksen worden beschreven en dienen het hele boek door als voorbeeld. Voor mij geldt in een handboek het principe van ’less is more’ niet: als lezer van een didactisch handboek zou ik graag overspoeld willen worden met talloze lesideeën en goede voorbeelden en dan zijn twaalf voorbeelden wat aan de magere kant.


Na de praktijkverhalen worden de vaardigheden uiteengezet (waarover de auteurs zeggen dat het gepaster zou zijn om te spreken van competenties, zie pagina 149). De vaardigheden worden weliswaar los gepresenteerd in het handboek, maar in het inleidende hoofdstuk wordt de nadruk gelegd op het geïntegreerd aanbieden van de verschillende vaardigheden (zie pagina 147: ‘spreken om te schrijven’, ‘lezen om te schrijven’, etc.). Mooi, maar ik mis hier wel enige diepgang: Er is de laatste tijd veel geschreven over het integreren van vaardigheden, maar in Voluit Taal wordt deze integratie slechts beschreven in één alinea. Interessant is overigens dat de auteurs kiezen voor een tweedeling bij de vaardigheden: receptief versus productief. Interactie is immers al één van de zeven principes die in het boek centraal staat. Het belang van interactie wordt daarnaast op pagina 206 nogmaals duidelijk gemaakt.


Iedere vaardigheid wordt aan de hand van de zeven principes beschreven. De vragen die bij de principes horen zorgen voor een overzichtelijk stramien voor de lezer van het handboek, maar datzelfde stramien werkt tegelijkertijd wat beperkend. Het gaat al snel in op het ‘hoe’ en de wijze van aanpak, maar het ‘waarom’ is mager aangeboden. Er zijn wel aanzetten tot een uitdieping van het waarom, maar deze zijn kort en bondig. Zo wordt het belang van leesvaardigheid beschreven in vijf alinea’s. Vijf! 


Ook worden aardig wat theorieën in mooie, kleurrijke kaders weergegeven, maar daar ontbreekt ook de diepgang. Ook toonaangevende theorieën ontbreken: een hoofdstuk Schrijfvaardigheid zonder even kort te wijzen op het model van Flower & Hayes, een hoofdstuk Literatuur waarin maar in één kader aandacht wordt besteed aan poëzie. Zo zorgt de prachtige opmaak tegelijkertijd voor beperkingen. Wat ik daarentegen wel sterk vind, is dat er een poging is gedaan om volledig te zijn: zo wordt er onder meer aandacht besteed aan Taalgericht Vakonderwijs, meertaligheid en technologie.


Een andere oneffenheid van Voluit Taal is dat de lezer zelf in de bronnenlijst mag uitzoeken welke literatuur bij welke theorie en uitleg hoort. Zo zijn er ongeveer dertig artikelen die bij de vaardigheden onder elkaar gezet. Nu is het voor opleiders en docenten Nederlands niet zo’n probleem, maar ik kan me voorstellen dat het voor mijn studenten wel een behoorlijke zoektocht kan worden (of ben ik nu een pamperende opleider? Wellicht). De aangedragen artikelen zijn overigens lezenswaardig, alleen ontbreekt zo nu en dan de Nederlandse inbreng.


Het derde deel bevat enkel kijkwijzers die een hulpmiddel vormen om te kijken in hoeverre taalkrachtig onderwijs wordt toegepast tijdens de lessen. Hierdoor is Voluit Taal eerder een Handboek Taalkrachtig Onderwijs Nederlands geworden, dan een algemeen vakdidactisch handboek. Zoals eerder gezegd: de keuze is begrijpelijk, maar deze leidt gelijk tot beperkingen.


Resumerend kan ik wel stellen dat de inhoud van Voluit Taal me ietwat teleurstelt. Het ontbreekt vooral aan de nodige diepgang en duiding van het waarom: zaken die voor studenten, in mijn optiek, van groot belang zijn. De kracht van Voluit Taal zit ‘m vooral in de aanzet tot de integratie van de vaardigheden en de poging om volledig te zijn. Uiteraard ook in de opmaak, want ik heb zelden zo’n vrolijk handboek gezien.


Tot slot ben ik nu des te nieuwsgieriger geworden naar Vaardig met vakinhoud. Een digitaal inkijkexemplaar is al beschikbaar en op het eerste oog is het veelbelovend qua inhoud. Vaardig met vakinhoud heeft zichzelf echter een andere uitdaging opgelegd: een vakdidactisch handboek waar zowel eerste- als tweedegraadslerarenopleidingen mee uit de voeten kunnen. Ik ben benieuwd.


Douwe Slootman


Van Voluit Taal werd op deze website eerder een recensie gepubliceerd van José Vandekerckhove.



[1] Uiteraard zijn er voldoende sterke handboeken met een specifieke focus ter beschikking, denk aan Jeugdliteratuur en didactiek van collega-opleiders Kamp, De Jong-Slagman en Van Duivenbode of Taalgericht vakonderwijs van Hajer en Meestringa.

[2] Taalcompetentie staat omschreven als het geheel van talige kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om geschreven, gesproken en multimodale teksten te begrijpen, te evalueren en te gebruiken, zodat volwaardige deelname aan de samenleving mogelijk wordt, de eigen doelen gerealiseerd kunnen worden en de eigen kennis en mogelijkheden levenslang en duurzaam kunnen worden ontwikkeld (in: Voluit Taal, p. 16).

[3] zevenmijlslaarzen.pdf (kuleuven.be)