Doe wat met grammatica!
Een gids voor wie Nederlands leert

Doe wat met grammatica!
Een gids voor wie Nederlands leert

Marian Goossens, An Wouters (2021)

Uitgeverij: Boeklyn

274 pp.

ISBN 9789463882781

€ 45

Okotober 2021 verscheen bij Uitgeverij Boeklyn Doe wat met grammatica! Een gids voor wie Nederlands leert van Marian Goossens en An Wouters. Beiden hebben lange jaren ervaring als docent NT2 en ze hebben voor hun boek rijkelijk gebruikt gemaakt van hun leservaringen om er een zo doelgericht en gebruiksvriendelijk mogelijk boek van te maken.

In hun voorwoord stellen de auteurs dat wie een vreemde taal leert niet zonder grammatica kan. Veel studenten en docenten hebben behoefte aan een gesystematiseerd en praktijkgericht overzicht en met dit boek willen de auteurs in die behoefte voorzien. Ze noemen hun boek een naslagwerk. Het is geschikt voor studenten en leerders vanaf ERK-niveau A2.

Online zijn er bovendien in samenwerking met het Interfacultair Instituut voor Levende Talen (ILT) van de KU Leuven gevarieerde oefeningen op basis- en gevorderd niveau. Het boek bevat daartoe een gebruikersnaam en een wachtwoord. Wanneer een woord, constructie of grammaticaal verschijnsel typisch is voor Nederland of België, staat dat met NL of B aangeduid.

Het boek telt 20 hoofdstukken en gaat voornamelijk in op woordleer en minder op zinsleer. De eerste zes hoofdstukken behandelen in volgorde de woordsoorten lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, telwoord, bijwoord en voornaamwoord. Het zevende hoofdstuk gaat over onbepaalde woorden. De hoofdstukken 8 tot en met 14 zijn aan het werkwoord gewijd, met inbegrip van de gebiedende wijs, maar zonder het passief, dat in hoofdstuk 19 ter sprake komt. In hoofdstuk 15 gaat het over vragen en vraagwoorden en in 16 over het voorzetsel. Hoofdstuk 17 behandelt het voor NT2-leerders niet eenvoudige gebruik van er. De negatie (geen, niet, nooit, nergens, niemand …) komt in hoofdstuk 18 aan bod. Het slothoofdstuk gaat over zinsbouw. Het voegwoord krijgt geen apart hoofdstuk, maar komt in het laatste hoofdstuk bij de samengestelde zin aan bod.

Het boek sluit af met vier bijlagen. De eerste bijlage is een handige zestalige lijst van de gebruikte grammaticale terminologie. Bjlage 2 geeft een overzicht van de grammaticale termen met rechts een of meer voorbeelden, zoals je ze in meer uitgebreide vorm vindt in de ‘Advieslijst taalbeschouwelijk termen Nederlands’. Bijlage 3 is een lijst met sterke, onregelmatige en gemengde werkwoorden. Bijlage 4 is een trefwoordenregister.

Het boek oogt mooi, is overzichtelijk en dus zeker goed bruikbaar voor NT2-leerders. Toch doet een aantal opties die de auteurs genomen hebben mij de wenkbrauwen fronsen. Bij het meervoud van het zelfstandig naamwoord (p. 29) is er de merkwaardige keuze voor een aparte alinea over meervouden op -ën (bv. zeeën, knieën), waarbij de auteurs op een vreemde manier morfologische en orthografische criteria combineren en de spellingvariant -ën aldus tot een allomorf promoveert. Volgens dezelfde zeer ongebruikelijke invalshoek zouden er dan dus ook meervouden op -den (bedden), -sen (messen) enz. moeten bestaan.

Vreemd is ook de manier waarop er tegen de vervoeging in de onvoltooid tegenwoordige tijd van Engelse werkwoorden in het Nederlands aangekeken wordt (p. 126). De stam van ‘deleten’ is volgens de auteurs ‘delet-‘, waardoor bij de vervoeging van dit werkwoord in de eerste, tweede en derde persoon enkelvoud eerst een – e moet toegevoegd worden (?). Een snelle blik op onzetaal.nl had dit kunnen voorkomen: de stam van saven, timen, deleten … is save, time , delete … , met -e dus.

Op die manier wordt voor de NT2-leerder het eigenlijke poepsimpele analogieparagdigma -> jij + werk+t = jij + delete+t nodeloos complex gemaakt. Even verder (p. 130) bij het voltooid deelwoord van Engelse werkwoorden lees je dan echter: We gebruiken de Engelse vorm als stam. Vier bladzijden verder is de stam van deleten plotseling wel delete in plaats van delet.

Over de spelling van de bezitsvorm lees je (p. 97) dat zelfstandige naamwoorden die eindigen op -y de bezitsvorm -’s krijgen (Nancy’s baby). Maar wat met ‘Lindseys baby’? Dezelfde onvolledige verklaring vind je (p. 30) bij de zelfstandige naamwoorden + ‘s (pony’s, maar wat met ‘jockeys’?), maar dan weer niet bij de verkleinwoorden (p. 35) waar het wel correct staat: Na een medeklinker + y schrijven we –‘tje (baby’tje, maar inderdaad smileytje).

Ook terminologisch is niet altijd alles even consequent. Een voorbeeld: de blinde wordt beschouwd als een zelfstandig naamwoord afgeleid van een bijvoeglijk naamwoord (p. 42) en de gewonden wordt even later een zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord genoemd (p. 49). In het ene geval is een dergelijk woord dus een zelfstandig naamwoord en in het andere een bijvoeglijk naamwoord.

Het boek heeft heel wat potentie, maar het is jammer dat er af en toe inconsistenties optreden. Dit is enigszins vreemd gezien het een volledig herwerkte uitgave van de oorspronkelijke DOE wat met grammatica! betreft, die voor het eerst verscheen in 2007. Uiteraard kan dat euvel bij een eventuele herdruk weggewerkt worden.

José Vandekerckhove