Nederlands in de onderbouw

Nederlands in de onderbouw
Bonset, H., De Boer, M. & Ekens, T. (2021). Nederlands in de onderbouw. Een praktische didactiek. Bussum, Nederland: Uitgeverij Coutinho.

Toen Nederlands in de onderbouw in 1992 onder de titel Nederlands in de basisvorming verscheen, was het meteen een schot in de roos. En het boek bleef maar scoren jaar na jaar. In 2010 verscheen er een vijfde, herziene druk. In 2015 kwam een zesde, herziene druk op de markt. In 2019 volgde er een tweede oplage van die herziene druk en nu, amper twee jaar later, is er de zevende herziene druk (2021).

Drie decennia na de eerste druk heeft het boek nog niets aan relevantie ingeboet. Vele docenten en leraren Nederlands vonden en vinden er nog steeds een didactische inspiratiebron in.

Bij jongere Vlaamse leraren en studenten aan de lerarenopleiding Nederlands doet het boek (helaas) niet altijd meer een belletje rinkelen. Hoog tijd dus om de zevende druk onder de ogen te brengen van wie in Vlaanderen met het onderwijs Nederlands begaan is.

Nederlands in de onderbouw is weliswaar geschreven vanuit een Nederlands perspectief. Het is gebaseerd op de kerndoelen Nederlands voor de onderbouw, het Referentiekader taal en de Kennisbasis docent Nederlands bachelor, maar laat dit voor Vlaamse (aanstaande) leraren vooral geen belemmering zijn om zich het boek aan te schaffen.

In de zevende druk van Nederlands in de onderbouw is een aantal wijzigingen aangebracht ten opzichte van de vorige. Inhoudelijk wordt meer aandacht besteed aan kennis over taal, digitale geletterdheid en creatief schrijven, trends die ook naar voren komen in de nieuwe eindtermen Nederlands in Vlaanderen.

De aandacht voor kennis over taal heeft geleid tot een vernieuwd hoofdstuk Taalbeschouwing waarin oog is voor zowel taalsysteem en de bijhorende terminologie als voor taalgebruik. Taalvariatie komt eveneens ruimschoots aan bod.

Het hoofdstuk over het onderwijs in Fictie is eveneens verrijkend te noemen. De auteurs vinden heel nadrukkelijk dat ook televisieseries, films en andere gesproken fictionele teksten bij het onderwijs in fictie horen. Het gaat bij fictie immers vooral om het narratieve.

De vaardigheidshoofdstukken en het fictiehoofdstuk hebben een gelijklopende opbouw: inleiding – de leerlingen – kerndoelen en referentieniveaus – leerstof – toetsing en literatuur. Literatuur beperkt zich daarbij niet tot een bibliografische opsomming van boeken en artikelen. Elk opgenomen item wordt door een ruime omschrijving inhoudelijk toegelicht.

Het hoofdstuk taalbeschouwing wijkt in de opbouw van de andere hoofdstukken af. De accenten liggen op taalbeschouwing als reflectie op taalgebruik en taalbeschouwing als studie van taalvariatie.

Elk hoofdstuk is ook voorzien van heel wat lessuggesties netjes en direct herkenbaar gepresenteerd op een lichtblauwe achtergrond.

Toen ik zelf nog lerarenopleider aan de KULeuven en pedagogisch begeleider van het KOV was, heb ik ontelbare keren vastgesteld dat veel Vlaamse leraren veel te weinig investeren in een basisbibliotheek vakdidactiek. Ik heb dit altijd jammer gevonden.

In mijn ogen is Nederlands in de onderbouw voor (aanstaande) leraren een must, niet alleen voor leraren die in de eerste of tweede graad staan, maar ook voor leraren in de derde graad. Het boek biedt vorming én navorming in een mooi geheel van 344 bladzijden.

Om te besluiten nog een wenk voor Coutinho: Nederlands in de tweede fase verscheen in 2002 en dat is verdomd lang geleden. Waar wacht Coutinho op?

José Vandekerckhove

Voorzitter NDN