Kwesties & tools

Kwesties & Tools 

Jarenlang heeft NDN u van een Nieuwsbrief voorzien. Een viertal keer per jaar fleurde deze brief uw mailbox op.

Samen met de vernieuwde website introduceerde NDN  een paar maanden geleden de Nieuwsflits, die doet wat de Nieuwsbrief voorheen deed, maar die korter op de bal speelt en met dubbele frequentie taalnieuws in de ruimste zin brengt.

Nu introduceren we nog een nieuwe rubriek, de voorlopig jongste telg aan de NDN-kroon: Kwesties & Tools.

Een twee- à drietal keer per jaar zullen we in K&T brengen wat de naam zegt: enerzijds kwesties aankaarten in verband met het Nederlands en het schoolvak Nederlands en anderzijds tools aanbieden voor docenten, leraren en studenten Nederlands.

Bij zowel tools als kwesties zal er ruimte gelaten worden voor aanvullingen. Wilt u bv. aanvullingen brengen bij de door Kathleen Leemans vermelde bronnen, stuur dan een mailtje aan info@netdidned.be en bouw uw bijdrage op een analoge manier op, zodat we ze met eenvoudig knippen & plakken kunnen toevoegen. Zo wordt Kwestie & Tools dus ook een  interactieve rubriek. NDN wenst u veel lees- en gebruiksgenot.

Kwesties en Tools 4

Laten we het eens omdraaien: de kunst van inclusief lesgeven

Lukt het anno 2022 om alle studenten op dezelfde manier te bereiken en te ondersteunen? In Leiden was het antwoord heel duidelijk: ‘Studiesucces is niet gelijk voor iedereen’, stelt doctor Isabel Hoving. Het studiesucces van biculturele studenten is vaak minder hoog dan dat van autochtone studenten. Biculturele masterstudenten zijn bovendien vaker werkloos en worden minder uitgenodigd voor sollicitaties. Wat is de oorzaak daarvan? Ligt het aan de universiteit, aan de studenten, de socio-economische achtergrond …? Harde cijfers in het onderzoek (2016) van dr. Isabel Hoving, wakkeren de urgentie aan. De uitvalcijfers (2014) varieerden per faculteit in Leiden. Wat doet de ene faculteit beter dan de andere? Welke cultuur overheerst? 

Dr. Isabel Hoving is verbonden aan Universiteit Leiden. Leiden is onderdeel van de Nederlandse randstad. De randstad is heel erg divers; verschillende gemeenschappen worden erin vertegenwoordigd. Er zijn geen ‘meerderheden’ meer, iedereen behoort tot een ‘minderheidsgroep’. De lesmethodes die hoogleraren ontwikkelen voor homogene groepen, werken nu niet meer.

Er zijn vanuit het perspectief van de scholen groepen studenten met een ‘leerachterstand’. Wat gebeurt er als we omdenken en vertrekken vanuit het perspectief van de studenten? Studenten zonder hulp hebben een ‘langere ladder’ en krijgen te maken met vooroordelen en doorlopen alle mogelijke programma’s die steun bieden, maar eigenlijk op achterstand zetten. Onbewuste vooroordelen zitten in het onderwijssysteem verankerd. Programma’s waarbij leerlingen echt in gesprek gaan met leraren is zo belangrijk om de bestaande lesmethodes te herontwerpen.

Leren van studenten

Stel: je bent (hoog)leraar en je geeft al jaren les over koloniaal geweld, maar plots veranderen de reacties van studenten. Ze reageren non-verbaal boos, angstig, ongelukkig, verontwaardigd … en verlaten de les. Pas je dan het lesontwerp aan? Of ga je door omdat andere studenten de leerinhouden heel erg waarderen? Je zou natuurlijk willen weten waarom die ene student boos is.

Dr. Isabel Hoving duidt het principe dat hierachter schuilgaat. Het nabijheidsprincipe speelt hier: diegene die eenzelfde achtergrond heeft, zal de leerinhoud veel emotioneler ervaren, omdat het bijvoorbeeld te maken heeft met ‘voorouders’. Het is belangrijk om het daarover te hebben, maar er bestaat niet ‘één goede manier’ om dit aan te pakken; iedereen ervaart het anders. Welke strategie zou het trauma niet herhalen?

Een tweede casus stelt het probleem scherp: een Aziatische studente is gedurende de cursus vaak afwezig. De afwezigheden stapelen op en daardoor kan ze niet deelnemen aan het tentamen. Na een gesprek met de studente, blijkt de omgeving haar te belemmeren om de campus veilig te bereiken: de studente moest richting het college en het tentamen voorbij enkele studentenhuizen waar ze tegelijkertijd seksistisch en racistisch bejegend werd. Waar vinden we hulp om hiermee om te gaan?

Steun vanuit onderzoek

Suurmond (1998) vatte het al prima samen: wij zijn kleurenblind en pakken alle studenten op dezelfde manier aan. Het advies op basis van zijn onderzoek, luidt als volgt:

1.       Erken dat je studenten verschillende perspectieven en ervaringen hebben.

2.       Zoek niet naar de algemene noemer; neem niet je eigen ervaring als uitgangspunt.

3.       Zoek naar de achterliggende problematiek.

Wolff en de Jong (2018) maakten recent een kwalitatief literatuuronderzoek en daaruit blijkt dat een ‘cultuur van openheid’ een essentiële randvoorwaarde is:

1.       Ga er niet altijd vanuit dat er overeenstemming is of moet zijn tussen jou en alle studenten. Luister naar elkaar, zonder oordeel.

2.       Ga pragmatisch om met religieuze en culturele verschillen in de klas.

Om die randvoorwaarden te realiseren, hebben we in de praktijk nood aan:

·         binding voelen,

·         een inclusieve gemeenschap,

·         een veilige, toegankelijke omgeving,

·         rolmodellen,

·         actief tegengaan van vooroordelen,

·         betere voorbereiding op de academische cultuur,

·         maatwerkondersteuning,

·         goede mentoren,

·         een team van bevlogen, inclusieve collega’s.

Hoe krijgen we dat voor elkaar? De kloof tussen theorie en praktijk is vandaag nog erg groot. Het advies van dr. Isabel Hoving is pragmatisch: ‘Begin ergens, bijvoorbeeld bij het actiepunt ‘actief luisteren’.’ Confronterende teksten zoals ‘Why I’m no longer talking to white people about race’ (2014) door Reni Enno-Lodge tonen ons dat ‘witte mensen’ deconnecteren wanneer er gesproken wordt over racisme. Ze ‘luisteren’ niet langer. Witte mensen geloven dat hun ervaring van het leven ‘universeel’ is, maar dat is natuurlijk niet zo. Het sterke gevoel van ‘vanzelfsprekendheid’ is overheersend. Je wil als (hoog)leraar een ruime blik om leerlingen te bedienen, maar de ‘dominante blik’ is schering en inslag. 42% van medewerkers van kleur aan de Universiteit van Amsterdam ervaren discriminatie.

Drie behulpzame principes

Crul (2019) stelt ons een boeiende vraag: ‘Waarom integreren witte mensen zo slecht?’ Hoe kun je breder kijken dan je eigen achtergrond? Hoe kun je een goede bondgenoot zijn van mensen die op een bepaald moment tegenwind ervaren? Ieder van ons kan bondgenoot zijn voor de ander, op welk moment dan ook.

Eén enkele visie kan de werkelijkheid niet weergeven. De Ted-Talk ‘The danger of a single story’ van de Nigeriaanse schrijfster Adichie, geeft dat principe bevlogen weer. Zoek vervolgens naar het achterliggende probleem. Verlies je niet in discussies, details en in studenten die hun gelijk willen halen. Werk tot slot openlijk aan een inclusieve klas, want je functioneert beter wanneer je je oprecht welkom en verbonden voelt. De documentaire ‘De school die kleur bekent’, illustreert dat principe.

Wij samen zijn ‘dit’ aan het leren. Die openheid bij het begin van het schooljaar/academiejaar is cruciaal. Wees bondgenoot.

Kwesties en Tools 3

Ervaringsgericht literatuuronderwijs:
kansen en uitdagingen

‘Ervaringsgericht literatuuronderwijs biedt kansen en uitdagingen aan een divers doelpubliek’, betoogt dr. Jeroen Dera aan de Radboud Universiteit Nijmegen (www.jeroendera.nl). ‘Ervaringen hebben per definitie met diversiteit te maken.’ Die diversiteit uit zich op verschillende manieren in hedendaagse klassen en daar kunnen we kansrijk op inspelen door middel van authentiek, ervaringsgericht literatuuronderwijs.

Vormen van literatuuronderwijs

Gabrielsen en andere onderzoekers hebben in een Noors onderzoek 77 literatuurlessen geobserveerd en getranscribeerd. Zij hebben 4 groepen van literatuurlessen onderscheiden:

1.       Genre-instructie de leraar vertelt hoe een literair genre in elkaar zit.

2.       In stilte lezen.

3.       Boekpresentaties en boekverslagen.

4.       Literaire klasdiscussies: plenair of in groepjes.

In Noorwegen komt genre-instructie vaak voor (‘dit is een verhaal, dit is een gedicht …’). Wat veruit het minst voorkomt, zijn de literaire klasdiscussies en de boekverslagen. Het is opmerkelijk dat die verhouding aanwezig is in de klaspraktijk, wanneer we die vaststelling tegen het licht houden van wat we vandaag weten over literatuurdidactiek. 

Een prototypische poëzie-opdracht in het literatuurcurriculum in Nederland luidt bijvoorbeeld als volgt: ‘Hoeveel strofes zijn er?’, ‘Hoeveel enjambementen zijn er?’ of ‘Parafraseer de bovenstaande gedichtjes.’. Zelf ontwikkeld materiaal ziet er vaak zo uit. Voor de overgrote meerderheid van onze leerlingen is dat geestdodend. Het gaat in de lessen niet over waarom de enjambementen er zijn en welk effect ze hebben. Het gaat niet over hoe de regisseur, auteur of dichter betekenis creëert in een werk, aan de hand van retorische, narratieve of poëticale technieken. Het gaat allerminst om authentieke leeservaringen en bevlogen interpretaties.

In de jaren ’30 van de vorige eeuw (Rosenblatt) zien we dat literatuuronderwijs overwegend vertrekt vanuit de ervaring, vanuit diegene die leest. Transactioneel literatuuronderwijs stond centraal, met een ‘reciprocal, mutually defining relationship’. Onze identiteit als lezer ‘verandert’ door te lezen en de tekst ‘verandert’ door de interpretatie die wij eraan verlenen.

De tekst die centraal staat in een klas, brengt een unieke en interessante wisselwerking teweeg met elke, individuele leerling. Dr. Jeroen Dera onderbouwt het verschil tussen efferente en esthetische leeservaringen. Er gebeurt iets wanneer we lezen: zelfs bij leerlingen die zeggen ‘Ik haat lezen!’ of ‘Een tekst doet helemaal niets met mij.’, gebeurt er iets tussen tekst en lezer. Als we samen met de leerlingen enkel naar de vorm kijken en niet naar wat een tekst bij de lezer teweegbrengt, dan kunnen we de bal helemaal misslaan. Enkel kijken naar vormelijke aspecten verarmt de interpretatie van de tekst.

Naar ervaringsgericht literatuuronderwijs

Hoe kunnen we literatuuronderwijs zodanig herontwerpen dat het zinvol wordt voor zowel lerenden als voor leraren en docenten? Om deze vraag te beantwoorden, verwijst dr. Jeroen Dera naar het RES-model, dat bestaat uit drie centrale principes:

·         receptive – de lezer recipieert de literaire tekst;

·         expressive – de lezer zet de leeservaring om in een eigen creatie;

·         symbolic – de lezer-schrijver sluit de beleving af door middel van performance/ritueel.

Dit model komt niet uit het onderwijs, maar uit de wereld van de therapie. De leerlingen schrijven zelf en gaan op die manier in interactie met de tekst. Deze didactiek kan veel betekenen voor individuele leerlingen en komt zo tegemoet aan de diversiteit en multiperspectiviteit in onze klassen.  

Woorden temmen

Op basis van deze bevindingen heeft dr. Jeroen Dera de theorie vertaald naar de praktijk, in de vorm van de publicatie ‘Woorden temmen’. De eerste publicatie was zo succesvol dat er intussen ook een 2e publicatie op de markt is voor een iets ouder doelpubliek. Dr. Jeroen Dera selecteerde de gedichten voor de bundels zorgvuldig.

De publicaties zijn opgebouwd volgens een aantal uitgangspunten. Eerst en vooral wordt poëzie in de werkbundel holistisch benaderd, als een ‘lichamelijke’ ervaring. Ten tweede ligt de nadruk op gedichten waarover (maatschappelijk) debat mogelijk is, zonder opzoekbare antwoorden op het internet. Vervolgens biedt de verwerking bij het gedicht telkens een combinatie aan van interpretatie en creatie. De leerlingen zoeken bijvoorbeeld naar het meest poëtische woord van een product bij IKEA. Zo leren ze kijken naar de woorden om hen heen en kunnen we in de klas inzetten op de poëtische functie ervan. Tot slot biedt de bundel een platform aan hedendaagse dichters met aandacht voor diversiteit in poëtica’s, gender, etniciteit.

De auteurs vertrekken voor de didactiek vanuit de persoonlijke ervaring, met een herkenbaar stappenplan bij elk gedicht:

1. LEES: een vraag over de ervaring die het gedicht oproept bij de lezer.

2. DENK: een discussievraag naar aanleiding van het gedicht.

3. DOE: een activiteit die de lezer naar aanleiding van het gedicht kan ondernemen.

4. SCHRIJF: een creatieve schrijfmogelijkheid gerelateerd aan het gedicht of de bijbehorende

leeservaring

5. WEET: een literatuurtheoretisch concept dat de interpretatie verder kan verdiepen.

6. MEER: extra informatie naar aanleiding van het gedicht, de dichter en/of de context.

7. WEERHAAKJE: de ervaring van de docent; een persoonlijke reflectie van een van de auteurs.

Dankzij deze 7 activiteiten vinden leraren en leerlingen aanknopingspunten om het debat over diversiteit te openen en om de verschillen en gelijkenissen bespreekbaar te maken. Als literatuur uitgroeit tot een handvat om mee opgevoed te worden, dan wordt zij saai en vervelend. Literatuur moet over alles kunnen gaan; dat behoort tot de autonomie van het literaire werk als ‘kunstwerk’.

In Amerika werken docenten met ‘triggerwarnings’, waardoor de leerling zelf keuzes kan maken om de bespreking al dan niet te volgen, om zich mentaal voor te bereiden. Leg de focus opnieuw op de tekst om omzichtig om te gaan met de gevoelens van de lezer. Teruggaan naar de tekst en keuzes inbouwen voor 2 of meer gedichten, creëert veiligheid voor de hele klas. Door ervaringsgericht literatuuronderwijs kunnen we de stemmen van de leerlingen echt laten klinken.

Kwesties en Tools 2

De finale versie van het rapport Een Leesoffensief voor Vlaanderen staat nu online en is hier te downloaden. 

De Vlaamse regering heeft op 16 juli 2021 akte genomen van het advies en dit najaar starten de bevoegde ministers met de uitrol ervan. Het rapport mag verder verspreid worden.

Uw bedenkingen en/of aanbevelingen bij het rapport zijn van harte welkom bij:

Liesbet Heyvaert, voorzitter
An De Moor, ondervoorzitter

Kwesties en Tools 1

Voor Kwestie en Tools 1 heeft vakdidactica Kathleen Leemans, pedagogisch begeleider van GO! en NDN-bestuurslid een oplijsting gemaakt van websites die interessant zijn voor docenten/leraren/studenten Nederlands. De websites zijn per domein geordend: vaardigheden, taalbeschouwing en literatuur. De oplijsting sluit perfect aan bij de nieuwe eindtermen en leerplannen in Vlaanderen. U vindt er telkens ook toelichting over de functionaliteit van de aangehaalde tools.

Er zijn verschillende websites die de realisatie van de vernieuwde doelen Nederlands ondersteunen in de klas. We grasduinden door het rijke aanbod en selecteerden hieronder per bouwsteen enkele digitale pareltjes.
Het digitale landschap didactiek Nederlands doorzoeken? Dat kan onder andere via deze Symbaloo.

1 Het Nederlands receptief, productief en interactief, zowel mondeling als schriftelijk gebruiken als communicatiemiddel in relevante situaties. 

Receptie (lezen, luisteren, kijken)

Wil je je les upgraden met beeld- of geluidsfragmenten? In de online beeldbank Het Archief voor Onderwijs vind je snel en gemakkelijk wat je zoekt: filmpjes, video’s en audiofragmenten van nationale en regionale omroepen en cultuur- en erfgoedorganisaties. En, niet onbelangrijk: helemaal afgestemd op de leerplandoelen. Geschikt voor 2e en 3e graad. De werkvormen bieden bovendien de mogelijkheid tot differentiatie in de klas.

Wil je werken aan basisgeletterdheid in de 1e graad? Zijn er ex-OKAN-leerlingen in de klas die het moeilijk hebben met tekst- en woordbegrip?  Nedbox biedt laagdrempelige, actuele luister- en leesteksten aan, die inspelen op de interesses van de leerlingen. Leerlingen kunnen bovendien op eigen tempo luister- en leesvaardigheid inoefenen, aan de hand van verschillende tekstsoorten, van informatieve tot opiniërende teksten. NedBox is een samenwerking tussen verschillende organisaties, met de KULeuven als promotor. Het Europees Integratiefonds en de Vlaamse overheid ondersteunen het project.

Productie (schrijven)

Zakelijk schrijven: 

De website van de Schrijfassistent is een online schrijfhulp ontwikkeld door het Instituut voor Levende Talen (ILT) van de KU Leuven, in samenwerking met de VRT en De Standaard.
De Schrijfassistent kan leerlingen ondersteunen tijdens het schrijfproces. Dat gebeurt op eenvoudige wijze: de leerling knipt en plakt de tekst in de webpagina en klikt vervolgens ‘controleer de spelling’, ‘kijk de stijl na’ en ‘taaltips’ aan.

De leerling krijgt onmiddellijk feedback op maat. Een gouden hulpmiddel om de producten van leerlingen in verschillende schrijfrondes te helpen verbeteren. De schrijftool kan gedifferentieerd ingezet worden, door de leerlingen. Geschikt voor de 1e tot en met de 3e graad.

Zakelijk schrijven, specifiek met tips voor anderstaligen:

Ook voor anderstaligen of anderstalige nieuwkomers kan de Schrijfassistent hulp bieden! Er is nu een Schrijfassistent voor hen ontwikkeld met tips over spelling, taal en zelfs uitspraak. Bruikbaar van de 1e tot en met de 3e graad.

Creatief schrijven:

Wil je de muren tussen creatief schrijven, cultuurbeleving en literatuur radicaal afbreken? TOTAAL vindt de taal van de toekomst uit, voor én door jongeren. Een aanrader om samen met jongeren kritische stemmen creatief vorm te geven. Ga voor die totaalervaring! Geschikt voor 2e en 3e graad en sluit naadloos aan bij de sleutelcompetentie cultureel bewustzijn.

Interactie (spreken)

Dompel je klas onder in boeiende thema’s met interactieve leerervaringen op maat van jongeren, verrijkt met audiovisueel materiaal en VRT-experten. De eduboxen over nepnieuws, data in de pers en sociale media, zetten ook in op betrouwbaarheid, correctheid en bruikbaarheid van bronnen. Wijze lessen voor leerlingen in de 2e en de 3e graad, waarbij ingezet wordt op interactie tussen leerlingen onderling en met externen. 

        Wil je de kritische geest van leerlingen wakker maken? Hen leren om anderen te overtuigen? Hen zich aten verdiepen in bronnenonderzoek? Aarzel dan niet langer, stel je klasteam samen en schrijf hen in voor de Vlaamse Debatwedstrijd. Voor alle leerlingen in de 3e graad. 

        Debatunie bereikt een breder publiek dan de Vlaamse debatwedstrijd en staat ook open voor 1e en 2e graad, met hun afdeling ‘Lagerhuis’. De website bevat interessante lesmaterialen en kant-en-klare stellingen om in de klas mee aan de slag te gaan!

2 Kenmerken en principes van het Nederlands begrijpen om ze in te zetten bij het communiceren

Taalhelden, een dochterwebsite van de Nederlandse Taalunie, biedt taaladvies voor én door jongeren. Leerlingen vinden er op hun maat uitleg over diverse taalfenomenen. Wanneer ze productief of interactief aan de slag gaan, kunnen ze bij twijfel over de correctheid van hun taaluitingen deze webstek raadplegen. Leerlingen krijgen ook advies over waar ze met hun taalvragen onmiddellijk terechtkunnen. Een aanrader?

TLPST is een gratis digitale lesbrief over taal, een initiatief van Onze Taal. Met deze lesbrieven kun je via een frisse invalshoek aan taalbeschouwing doen, samen met de leerlingen. Geschikt voor de 1e en 2e graad.

3 Inzicht hebben in taal, in het bijzonder het Nederlands, als exponent en deel van een cultuur en een maatschappij.

Gelijkenissen en verschillen tussen talen, taalvariëteiten en taaluitingen        

"Godverdommemiljaardenondedju!"Oef, dat lucht op. Kun jij creatiever vloeken? En wat is jouw favoriete scheldwoord? Atlas van de Nederlandse Taal geeft ons op papier én digitaal een inkijk in de veelzijdigheid van taaluitingen. Inzetbaar in de 2e en 3e graad        

De app van Moedertaal in NT2 (MoedINT2) legt moedertaalspecifieke problemen van anderstaligen bloot. In het menu kun je klikken op verschillende talen, om de belangrijkste verschillen te ontdekken tussen het Nederlands en de desbetreffende taal. Boeiend om gedifferentieerd in te zetten bij leerlingen met diverse taalachtergronden. Bruikbaar in de 2e en 3e graad.

4 Literatuur in het Nederlands beleven

Literaire beleving
 

Bulkboek bevat 50 manieren om een verhaal vernieuwend te verwerken in de klas. De verwerkingsideeën bieden de mogelijkheid om gedachten en gevoelens onder woorden te brengen. De 50 lestips zetten zowel in op literaire beleving als op literaire analyse. Bruikbaar in de 2e en 3e graad

15 (voor)leesfragmenten, inclusief lessuggesties! Deze fragmenten zijn inzetbaar in de B-stroom en bso en geven leerlingen de kans om zich in te leven in de personages, elk met een unieke kijk op de werkelijkheid. Op die manier lenen de fragmenten zich ook voortreffelijk tot het realiseren van de conceptuele kennis over ‘multiperspectiviteit’ in de nieuwe leerplannen. De lessuggesties bij elk fragment kunnen over de sleutelcompetenties heen ingezet worden, zowel bij Nederlands als bij burgerschap.

Literaire analyse
 

Wie een boek uitleest, blijft vaak met allerlei vragen achter. Verhalen en gedichten roepen verwarring op: over de tekst, over jezelf en misschien ook over de wereld om je heen. Ze beginnen een discussie en nodigen jou uit om mee te praten. In de leesclubs van LitLab neemt de leerling die uitnodiging aan. Aan de hand van een thema discussiëren leerlingen in de klas met andere lezers over de vragen die het boek aan hen stelt, en andersom. Litlab bevat zowel laagdrempelige leesclubs, als heuse profielwerkstukken, om binnenkort aan de slag te gaan met de specifieke eindtermen voor Nederlands. Jawel, voor het eerst in de onderwijsgeschiedenis.

Als docent wil je je leerlingen stimuleren om het literaire landschap te verkennen, maar hoe begin je daaraan? Op deze pagina reikt de redactie van De Reactor, een Vlaams-Nederlands platform voor literatuurkritiek, docenten de juiste tools aan om het gesprek over boeken in de klas in goede banen te leiden. De downloadbare lesbrieven zijn inzetbaar in de 3e graad.      

Via een exploratieve dialoog breiden leerlingen aan de hand van werkbladen en romanfragmenten de blik op literatuur uit. Het voorbeeldmateriaal in Praten over fictiefragmenten (voor de onderbouw) en Praten over romanfragmenten (voor de bovenbouw) spoort ons aan om lezersgericht en inspirerend te werken. Onmiddellijk inzetbaar in de lespraktijk!