EHBT - Eerste hulp bij taalkwesties

Eerste hulp bij taalkwesties

Miet Ooms (21 juni 2022)

Uitgeverij VBK Van Dale Uitgevers
ISBN: 9789460776298
112 pp.
€ 21,50

Even 112 bellen

Miet Ooms staat de laatste tijd onder stoom. Na Buurtaal en Tot in de puntjes heeft ‘taalwatcher’ Miet Ooms weer een nieuwe uit, dit keer bij Van Dale: Eerste hulp bij taalkwesties, of kortweg EHBT, een soort snelle hulp bij taalproblemen, een verbanddoos in boekvorm.

Het concept van het boek kreeg vorm toen Ooms’ zestienjarige dochter online een antwoord op een taalvraag probeerde te vinden en daarbij met veel tekst geconfronteerd werd, waar dan ‘ergens’ de oplossing wel te lezen was. Vervolgens vroeg ze met retorische allure en zin voor hyperbolisme: ‘Moet ik echt dat halve boek lezen?’

Zo kwam Miet Ooms op het idee om een taalboek te maken dat naast handige stappenplannen en modellen hoofdzakelijk uit stroomdiagrammen of flowcharts bestaat.

Het boek telt 5 hoofdstukken: Algemeen, Tekstsoorten, Spelling, Leestekens en Grammatica. Ooms heeft in haar schema’s zoveel mogelijk moeilijke woorden vermeden. Als voorbeeld geeft ze ‘persoonsvorm’ en ‘voltooid deelwoord’ (We vragen ons af wie van het doelpubliek van haar boek dergelijke begrippen niet kent). Het geheel wordt afgesloten met een Woordenlijst waarin de ‘vaktaal’ dan wel opgelijst en verklaard wordt. Het gaat daarbij over 66 lemma’s verspreid over 3 bladzijden.

Het deel Algemeen bevat 11 onderdelen. Interessant zijn de stappenplannen om een tekst te schrijven: Hoe begin je eraan? - Je doelpubliek bepalen - Een tekst indelen - Je eigen tekst nalezen - Een levendige tekst schrijven. Ooms maakt ook ruimte voor ‘genderinclusief’ schrijven. Het is een van de eerste taalboeken waarin daaraan aandacht geschonken wordt.

Het deel Tekstsoorten bevat 10 onderdelen, alle opgebouwd in de vorm van flowcharts. In De aanhef: ‘Geachte of Beste’ maakt Ooms een aansluiting met het item over genderinclusief schrijven.

Meer en meer ontvang ik zelf correspondentie, voornamelijk uit Nederland dan, met de aanhef: ‘Beste José Vandekerckhove’. Deze mogelijkheid, die Vivien Waszink trouwens ook aanhaalt (p. 16) in haar recente Dat mag je ook al niet meer zeggen, vind ik in dit boek nog niet terug.

Nieuw ten opzichte van vele andere boeken zijn o.a. de rubrieken ‘Een digitale nieuwsbrief samenstellen’ en ‘Sociale media’. Verhelderend is ook het item ‘Veelgestelde vragen over rechtenvrije en gratis online afbeeldingen’. Op pagina 32 verwijst Ooms naar de BIN-normen. Dat is vreemd, want dat is de destijdse naam van wat nu als NBN-normen bekend staat.

Het deel Spelling is het meest uitgebreide (van p. 55 tot en met 97). Ook hier nemen flowcharts het leeuwenaandeel van de bladzijden in, geflankeerd door een aantal handige en zeer bruikbare lijsten, o.a. bedoelt vs. bedoeld, vergrootte vs. vergrote, een lijst met vaste combinaties zoals ‘erachteraan gaan’ en een lijst met versteende uitdrukkingen.

Ik wil hier even stilstaan bij het door Ooms gehanteerde mnemotechnisch middeltje ’t sexy fokschaap. In de tijd toen de dieren nog buiten de spelling gelaten werden, hielden we het bij ’t kofschip. Ondertussen heeft men geprobeerd met kofschiptaxietje, xtc-koffieshopje (omwille van de c in gemontignact) of inderdaad met het door Ooms gekozen ’t sexy fokschaap steun te bieden aan vertwijfelde spellers.


Onze taal zegt daarover: In feite zijn die nieuwe ezelsbruggetjes overbodig, want de c is een k-klank, en de (t)sj en x een s-klank. Als extra hulpmiddel kunnen ze echter nuttig zijn.

In feite zijn dat dus allemaal trucjes, die niet bepaald het taalinzicht van zestienjarige dochters en andere schoolgaanden bevorderen, maar ze kunnen wellicht helpen. Maar wat doe je dan met: hij heeft beloofd? De ‘f’ behoort toch tot ’t kofschip. Is daar weer een ander trucje voor nodig? Of ga je het dit keer anders proberen te verklaren (bv. met gebruik van een ‘moeilijk’ woord als ‘stam’)?

Ooms kiest dus voor ‘t sexy fokschaap, maar ook daarmee zit ze in de knoei bij haar stroomdiagram over Engelse werkwoorden (p. 65), waar de sj-klank (ik ben gecrasht) problemen veroorzaakt. Naast de ’t sexy fokschaap-lijn heeft ze nog een aparte vertakking nodig voor de sj-klank.

Als je dan toch met trucjes werkt, kun je evengoed fokschaapshit, of beter nog ex-fokschaapshit gebruiken. Het klinkt misschien wat onkies, maar het maakt de flowchart eenvoudiger. Dan ontbreekt echter nog altijd de c. Wat zou je denken van xtc-fokschaapshit, poep van een schaap waaruit gefokt wordt, maar dat in plaats van te blaten, zoals een schaap hoort te doen, aan xtc verslaafd is. Trucjes kunnen op de duur aan efficiëntie inboeten en complexiteit bevorderen. Soms is taalinzicht eenvoudiger en beter.

Een kleine onnauwkeurigheid vind je in de toelichting bij het gebruik van ’s bij verkleinwoorden (p.91): “Als het grondwoord op -y eindigt schrijf je ‘tje.” Inderdaad, maar alleen als er een medeklinker aan de -y voorafgaat (vergelijk: jockeytje). Dit is een kleine onachtzaamheid, want op p. 89 en 90 staat het wel correct.

Er moesten bij Spelling uiteraard rubriekkeuzes gemaakt worden. Wie zoveel onderwerpen in een boek van 135 pagina’s wil bundelen, wordt onvermijdelijk met ‘die Qual der Wahl’ geconfronteerd. Wat komt er wel in en wat niet? Toch hadden we graag ook een item over het gebruik van ‘ei-ij’ gezien.

Deel 5 gaat over Leestekens bij o.a. puntsgewijze opsommingen en bij citaten. Het gaat bij interpunctie niet over regels, maar over conventies en het is zeer nuttig en bruikbaar om de geplogenheden ter zake in duidelijke flowchartvorm weergegeven te zien. Ooms is hier zeer goed in thuis, getuige haar vorige boek: Tot in de puntjes …

Een vaststelling om te eindigen. Op p. 112 wordt een duidelijke keuze gemaakt voor bv. het meisje met wie …, de mannen op wie … en worden het meisje waarmee … en de mannen waarop … niet aangehaald.

Op www.vlaanderen.be lees je daarover: ‘Om naar personen te verwijzen, is zowel met wie als waarmee correct. Het is aan te bevelen om in formele schrijftaal, bijvoorbeeld in zakelijke teksten, met wie te gebruiken als u naar personen verwijst. Veel taalgebruikers beschouwen die vorm als de meest verzorgde. In gesproken taal en in informele schrijftaal is naast met wie ook waarmee gebruikelijk.’ Hier maakt Ooms dus een prescriptieve keuze.

Op p. 131 maakt ze dan echter een descriptieve keuze wanner ze een heel mooie dag en een hele mooie dag informeel allebei accepteert. De vraag is dus: waarom de ene keer wel en de andere keer niet. Hoe wordt het ene tegen het andere afgewogen. Of is hier sprake van enige inconsequentie?

Al bij al is EHBT echter een leuk en handig boek, bestemd voor leerlingen die alles op een plattegrondje samen willen en zich het zoeken op taalsites ietwat ontzien.

Leraren kunnen het hun hulpbehoevende leerlingen aanraden. Het is ook wel handig om een exemplaar in elke klas te hebben. Helaas ontbreken remediërende oefeningen. Om EHBT naast informatief ook echt bruikbaar en remediërend te maken zou het boek moeten aangevuld worden met QR-codes die verwijzen naar onlineoefeningen, zoals nu wel meer uitgeverijen dat doen. Van Dale, waarop wacht je?

José Vandekerckhove