Spelling en didactiek

Spelling en didactiek

 

Op pagina 124 van het gloednieuwe boek Spelling en didactiek (Uitgeverij Van Gorcum, 01 mei 2024) staat een Intermezzo over de tweedeling tussen zwarte piet en Zwarte Piet. Er bestaat echter nog een derde variant, met name zwartepiet, zoals in de zwartepiet toespelen (de schuld doorschuiven). Dat gebeurt in de onderwijswereld wel vaker als het over spelling gaat. De universiteiten en hogescholen kijken in de richting van de derde graad/bovenbouw. Die kijkt dan weer  naar beneden (tweede en eerste graad/onderbouw) en die dan weer naar de basisschool, die op haar beurt de bovenlaag verwijt dat de boel daar verknoeid wordt.

 

Maar misschien loopt het inderdaad wel ergens mis. Op pagina 153 van het boek wordt gegist naar de mogelijke oorzaken van de spellingproblematiek. Als eerste wordt onvoldoende kwaliteit van het spellingonderwijs vermeld. Is of was de spellinginstructie voldoende? Sloot de spellingdidactiek voldoende aan bij de behoeften en de voorkennis van de leerlingen? Kregen de leerlingen voldoende oefenmogelijkheden en efficiënte feedback? Hebben ze inzicht verworven in het spellingsysteem en hun eigen spellingvaardigheid?

 

Al die vragen worden gesteld, waarna een inktzwarte regel volgt: Met goed spellingonderwijs kan een groot deel van de spellingproblemen van leerlingen voorkomen worden. De implicatuur daarvan is de hoop dat met het boek Spelling en didactiek een groot deel van de problemen niet alleen kan opgelost, maar zelfs voorkomen worden. The proof of the pudding is - uiteraard - in the eating. Het zou leuk zijn, mochten gebruikers van dit boek op termijn inderdaad evidentie daarvan kunnen leveren.

 

Er zijn voldoende boeken over spelling op de markt die voor leerlingen bestemd zijn met veel oefeningen op de heikele usual suspects: werkwoorden, tussenletters, samenstellingen, afleidingen en noem maar op. Spellingboeken die zich, luidens het voorwoord, richten tot studenten aan lerarenopleidingen Nederlands en leraren Nederlands zijn veel zeldzamer. Ze hebben een andere focus, met name een didactische. Hoe kun je als onderwijzende op een didactisch verantwoorde manier de onderwezenen helpen om beter te spellen?

 

Er zijn zeven hoofdstukken in het boek. Het eerste is een inleiding, leerrijk en interessant, met onder andere de basisbeginselen van de spelling (misschien had het semantisch principe -ten slotte vs

ten slotte/ alles behalve vs allesbehalve … - daar nog bij gekund). Het laatste hoofdstuk gaat over differentiatie in het spellingonderwijs. De tussenliggende hoofdstukken behandelen werkwoordspelling, meervoudsvormen en verkleinwoorden, samenstellingen en afleidingen, hoofdletters en interpunctie. In een bijlage wordt het fonetisch alfabet aangeboden. De hoofdstukken twee tot en met zes hebben een gelijkaardige opbouw. Ze starten met een korte diagnostische toets. De antwoorden op de diagnostische toetsen staan achteraan in het boek en voor de studenten zijn er oefeningen beschikbaar op www.vangorcumstudie.nl om te maken nadat ze het hoofdstuk hebben doorgenomen.

 

Daarna volgen twee leerlingenteksten met typische leerlingenfouten, voorzien van commentaar. Dan komt een inleiding die het probleem duidelijk stelt met gebruik van de vereiste vaktermen. Ook in het inleidende hoofdstuk worden de vaktermen overigens niet geschuwd (grafemen, fonen. fonemen, allofonen) wat nog eens onderstreept dat het hier over een boek voor vaklui gaat. Vervolgens worden de spellingregels herhaald en tot slot gaat het over de spellindidactiek voor het in het hoofdstuk behandelde spellingprobleem.

 

Geregeld wordt een toevlucht genomen tot een algoritme. Dat heeft zo te lezen een aantal voordelen. Persoonlijk heb ik altijd veel meer op het krachtige principe van analogie ingezet, o.a. bij werkwoordspelling (hij werk +t , hij antwoord+t, hij delete+ t), des te meer nog nadat ik Analogie, de kern van ons denken van Hofstadter en Sander gelezen had. Maar dit is vanzelfsprekend een persoonlijke keuze ondersteund weliswaar door goede resultaten bij mijn toenmalige studenten.

 

En ik voel me nog altijd een beetje ongemakkelijk bij de afgeleiden van t kofschip ( hier lees ik het mij nog onbekende sexy ketchupfeest (p. 51) – sexy fokschaapshit was me wel al bekend. Onze Taal schrijft hierover: ‘In feite zijn die nieuwe ezelsbruggetjes overbodig’. De studenten moeten niet kijken naar de laatste letter, maar luisteren naar de laatste klank (de luisterstrategie). De x is bijvoorbeeld een s-klank.

 

Leuk is dat er doorheen het hele boek verwezen wordt naar spellinggeweten (het diepgewortelde verlangen alles wat men schrijft zuiver te houden van spellingfouten) en spellingbewustzijn (het besef dat je bij het schrijven aan spelling moet denken), dat er vaak teruggevallen wordt op het 3T-model (Taalregel, Taalwerkelijkheid en Taalgevoel) en dat er een duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen syllaben of klankgroepen en lettergrepen.

 

Ik had graag iets meer aandacht zien gaan naar spellingstrategieën. De basisbeginselen van de spelling (p. 20) leiden namelijk tot spellingstrategieën. Op pagina 152 gaat het over een kwalitatieve analyse van de spelfouten, kortweg foutenanalyse. In tabel 7.1 staat een tabel met types fouten. Daar staan onder andere inprentfouten bij. Daar begint het meestal mee. Mijn eerste strategisch en  didactisch principe zou dan ook zijn: prent zo goed mogelijk het woord in en knoop daar dan - als het kan - de analogiestrategie aan vast.

 

Ik heb vastgesteld bij mijn studenten dat ze als ze kapstokwoorden inprenten zoals bv. West-Vlaanderen en dan analogie toepassen ook perfect Noord- Brabant, Zuid- Afrika en dies meer foutloos kunnen spellen en dat een ingeprent freudiaans (kleine letter) tot een correct victoriaans of elizabethaans leidt, zonder dat er enige terminologie als aardrijkskundige naam enz. voor nodig is. Analogie maakt de correcte gewenste vorm veel sneller toegankelijk dan een algoritme met 5 of 6 stappen. Dat is echter een persoonlijke visie die niets afdoet van de waarde van het boek.

 

Spelling is niet gemakkelijk. Spelling is deels leerbaar en deels opzoekbaar (bv. Op woordenlijst.org). De attitude van de speller zal altijd een rol spelen. Ook dat moeten lerarenopleiders Nederlands blijvend beseffen. Voor zichzelf en voor hun toekomstige studenten.

 

Spelling en didactiek is een interessant boek, een aanwinst voor elke docent, al is het maar omdat het tot reflectie op de eigen onderwijspraktijk aanzet.  Het zou, vermoed ik,  veel docenten een plezier doen, mocht feedback van gebruikers na enkele jaren uitwijzen dat het boek inderdaad aan het beëindigen van het eeuwige spellinggezeur bijdraagt. Een witte raaf in plaats van een zwartepiet dus.

 

José Vandekerckhove