Dat mag je óók al niet meer zeggen

Dat mag je óók al niet meer zeggen

Vivien Waszink (juni 2022)

Uitgeverij Genootschap Onze Taal

ISBN: 9789082885910

136 pp.

€ 14,99


Zijn mensje staan

Vivien Waszink is taalkundige en verbonden aan het Instituut voor de Nederlandse Taal. Ze werkt o.a. mee aan het Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW), doet onderzoek naar woordvorming en vertelt en schrijft graag over nieuwe woorden, hiphoptaal en jongerentaal. Met andere woorden: ze houdt de vinger aan de taalpols van de tijd. Ze is bovendien heel productief. Na Knuffelcontact & waterwappie. De kracht van nieuwe woorden (2021) verscheen onlangs bij Genootschap Onze Taal Dat mag je óók al niet meer zeggen (2022). Bekijk hier het interview met de auteur in De Nieuws BV (NPO Radio 1) op 3 juni 2022.

In het voorwoord wijst Sibo Kanabana, docent sociolinguïstiek en postkoloniale studies aan de UGent en Open Universiteit van Nederland erop dat de wisselwerking tussen taal en werkelijkheid ook betekent dat de taal ons de mogelijkheid geeft om de wereld vorm te geven. Als we structuren willen veranderen, kan taal een middel zijn om dat te doen. Meteen al een diepgaande bespiegeling over het soms arbitraire en gratuite gebruik van een bepaalde woordenschat.

Daarna is het aan Vivien Waszink die je 115 bladzijden lang boeit en in de ban houdt. In de inleidng stelt Waszink een aantal pertinente vragen:

Mag je de Gouden Eeuw wel nog zo noemen?

Is zwart en wit een gelijkwaardiger paar dan zwart en blank?

Moet vrouw met baarmoeder veranderen in mens met baarmoeder?

Mag je nog homofiel zeggen?

Moeten jodenkoeken en afrikaantjes uit de handel?

Dat zijn vragen die de deur openzetten voor geanimeerde gesprekken, in een vriendenkring of daarbuiten, of … jawel, in een klas van de derde graad/ bovenbouw, want daar is heel wat uit dit boek zeer geschikt voor. Dergelijke gesprekken kunnen leerlingen alleen maar helpen en stimuleren om hun language awareness aan te scherpen. Ze kunnen er bewustere taalgebruikers door worden.

Waszink schrijft dat steeds meer mensen het idee krijgen dat al hun woorden door een taalpolitie (taalnazi’s) op een goudschaaltje gewogen worden. Ze onderzoekt of dat klopt. Ze gaat op zoek naar wat je óók wel mag zeggen. Ze beschrijft nieuwe woorden over gender en geaardheid en laat zien op welke manier je ook een genderneutraal alternatief aan de bestaande woordenschat kunt toevoegen. Verder gaat ze ook in op woorden die door een herinnering aan een pijnlijk verleden of een veranderd perspectief op de wereld ongemakkelijk of ongebruikelijk aanvoelen en onderzoekt ze hoe bestaande woorden door die veranderende wereld ook van betekenis veranderen.

Ik moest spontaan aan de commucatietheorie van Friedemann Schulz von Thun denken. Een boodschap heeft niet alleen een referentieel, maar evenzeer een relationeel, affectief en appellerend aspect. Heel het discours over wat kan, mag, niet kan of niet mag kan perfect gekaderd worden binnen dat vier-oren-en-vier-mondenmodel.

In Nederland zijn de meningen in heel dat discours veel uitgesprokener dan in Vlaanderen. Zo zei de niet-onbesproken Johan Derksen dat we geconfronteerd worden met een woke- en cancelcultuur. En toen schrijver Ilja Leonard Pfeijffer een oproep deed om Derksens boeken van de schappen te halen, vond zijn collega Jamal Ouariachi dat hypocriet van Pfeijffer, “die in zijn Brieven uit Genua elke vrouw met wie hij ooit een seksuele handeling verrichtte met naam en toenaam beschaamde”. Op Twitter schreef ene Marcus Gee dan weer:

"Waarom zeggen we liever geen slaaf meer, maar wel slaafgemaakte?" Wie is "we" hier want ik gebruik liever "slaaf"? Korter is meestal beter, en, wat je ook zegt, het verandert niets aan de status van die mensen.’

Met andere woorden: het boek is brandend actueel en de thematiek beroert de (taal)gemoederen. Er hebben in heel dat soms zeer gevoelige discours veel nieuwe, niet altijd makkelijke woorden, het licht gezien. Waszink legt ze glashelder en genuanceerd uit. Zelden of nooit heb ik een betere toelichting gelezen bij non-binair (p. 18). Ze voegt ook een aantal aparte verklarende rubrieken toe zoals Nieuwe woorden over mannen. Ik onthoud brotox, mannoloog, manterrupting … Iets verder staan dan Nieuwe woorden over vrouwen (grannypants, momjeans, sneeuwwitjessyndroom …). Waszink wijst daarnaast op de soms zeer subtiele nuances zoals tussen genderneutraal, gendervrij, genderdivers en genderinclusief.

Dat mag je óók (al niet meer) zeggen is zonder meer een heel leuk en zeer toegankelijk geschreven boek. Om het met een cliché te zeggen: het leest als een trein en je hoeft helemaal geen taalexpert te zijn om er met volle teugen van te genieten. Waszink heeft meer dan haar ‘mannetje’ gestaan. Of mag ik dit óók al niet meer zeggen?


José Vandekerckhove