Schrijversmythen
Schrijversmythen
Literatuur en schrijverschap tussen 1880 en 2020
Literatuur en schrijverschap tussen 1880 en 2020
(4 april 2024)
Sander Bax
Prometheus
ISBN 9789044630787
448 pp.
€ 35,00
Een didacticus met een missie
Sander Bax (1977) werkt als hoogleraar onderwijs en cultuur bij het Tilburg Center of the Learning Sciences en bij het departement Cultuurwetenschappen van Tilburg University. Hij is ook heel erg begaan met didactiek.
Van zijn hand verscheen bij Prometheus het uitmuntende Schrijversmythen. Literatuur en schrijverschap tussen 1880 en 2020. Het boek wil de ontwikkeling van het schrijverschap tussen 1880 en 2020 in beeld brengen en kan gezien worden als een literatuurgeschiedenis. Over zijn opzet en zijn doelpubliek schrijft Bax: ‘Schrijversmythen heeft als doel een toegankelijk geschreven introductie te zijn voor studenten op de universiteit en hogeschool, in opleidingen Nederlands, bij lerarenopleidingen.’ Laat dit nu precies ook de doelgroep van het Netwerk Didactiek Nederlands zijn.
Bax heeft een kanjer van 510 pagina’s geschreven, inclusief noten, een lijst van gebruikte literatuur en register. Het boek bevat negen hoofdstukken. In elk hoofdstuk komt een schrijverstype aan bod: de schrijver als antiburger, de heteronome schrijver,de autonome schrijver, de schrijver als radicale vernieuwer, de schrijver als criticus, de Grote Schrijver, de literaire beroemdheid, de schrijver als publieke intellectueel en tot slot de schrijver in het nieuwe millenium.
Schrijversmythen heeft in de eerste plaats een educatief en enthousasmerend doel. Bax schrijft: ‘Om inspirerend te zijn moet een literatuurgeschiedenis meer doen dan alleen het verhaal nog een keer vertellen. Het is van belang dat onze studenten zich de belangrijkste literatuurhistorische feiten eigen maken, maar het is minstens zo belangrjk dat zij leren om met die feiten aan de slag te gaan, bijvoorbeeld door literatuurhistorisch te redeneren’. (p. 20)
Ik kan dit alleen maar beamen. Het is niet altijd goed gesteld met de literair-historische kennis van de studenten Nederlands. Laat staan met die van de gehele bevolking. De meeste mensen kennen nog wel de namen van een paar schilders en beeldhouwers omdat ze die wel eens in een park of een museum tegenkomen, maar als je naar namen en werken van schrijvers vraagt, dan moet je meestal jezelf op een diepe ontgoocheling voorbereiden.
Een van mijn guilty pleasures is kijken naar het Vlaamse spelprogramma Blokken, met Ben Crabbé. De quiz bestaat eigenlijk uit poepsimpele vragen, maar zelfs dan loopt het zodra het over literatuur gaat helemaal fout. Herman Brusselmans en Tom Lanoye zijn respectievelijk basketballer en dartsspeler. Schrijversmythen heeft dus ook een missie. Voor zover er nog tijd is voor literatuurgeschiedenis in het onderwijscurriculum kan het boek van Sander Bax een inspiratiebron zijn voor de docent om literatuurgeschiedenis eens niet traditioneel chronologisch of per kunststroming te behandelen, maar volgens de ‘schrijversmythen’.
Centrale woorden bij hedendaags literair-historisch onderwijs zijn periodiseren, historiseren, contextualiseren en actualiseren: ‘De (historische) literaire tekst wordt gezien als een kruispunt- of een ‘station’- waarmee de leerlingen zowel diachrone (horizontale) als synchrone (verticale) verbanden kunnen leggen’. (p. 20). Het boek biedt meteen aan de docent een uitdaging om te proberen schrijvers sinds 2020 zoals Sacha Bronwasser, Yaël van der Wouden of Özcan Akyol een plaats binnen het geheel toe te kennen.
Bax heeft een boeiend, leerrijk en zeer leesbaar boek geschreven. Je leest er over de bohemien, de poète maudit, de bestsellerschrijver, de polemist, de antikolonialist en noem maar op. Uiteraard ook over De Grote Drie, de eventuele nieuwe Grote Drie en de Grote Eén, waarvan iedereen wel zal weten wie daarmee bedoeld is.
Schrijversmythen kreeg over het algemeen een warm tot zeer warm onthaal, behalve dan van Carel Peeters in Vrij Nederland die vindt dat Sander Bax een karikatuur maakt van de wereld van de literatuur. Op neerlandistiek.nl krijgt Peeters er dan op zijn beurt zelf duchtig van langs. De gloriedagen van de ‘paus van de literaire kritiek’ zijn voorbij, maar hijzelf schijnt dit nog niet te beseffen. Zo ongeveer klinkt het.
Ook Carl De Strycker heeft zijn bedenkingen in De Standaard, maar dan om andere redenen: ‘Het is jammer dat Vlaamse auteurs alweer stiefmoederlijk behandeld worden. Dat blijkt al in de inleiding waarin Bax “de grote canonieke namen” opsomt, een rijtje waarin behalve geen enkele vrouw of schrijver van kleur genoemd wordt (wat hij onjuist vindt) ook geen énkele auteur uit het Zuiden van het taalgebied figureert (wat hem niet eens is opgevallen). De krantenkop bij dit artikel luidt: ‘Is hier écht zo weinig literair talent? Nieuwe literatuurgeschiedenis negeert Vlaamse auteurs’
Dit is inderdaad een oud zeer. Van Walschap geen spoor (Dat doet pijn, Houtekiet negeer je niet). Stefan Hertmans (Vlaamse Cultuurprijs voor de Letteren en AKO literatuurprijs 2014, Constantijn Huygens-prijs 2019) in geen velden of wegen te bespeuren. Margot van der Straeten (Mazzel tov) unknown. De Strycker heeft uiteraard een punt. In Nederland wordt Nederlandstalige literatuur vaak ten koste van Vlaanderen (en Suriname) verengd tot Nederlandse literatuur. In het hele register (p. 491-511) staan een kleine veertig namen van Vlaamse auteurs met inbegrip van Anna Bijns en Hadewijch die we ons graag cultureel toe-eigenen en van niet-auteur Marc Dutroux die we volgaarne droppen.
Vanzelfsprekend kan Bax niet iedereen vermelden. ‘Dat betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden ten aanzien van de voor dit project meest relevante vormen van literatuurgeschiedschrijving. De meest objectieve literatuurgeschiedenis zou simpelweg bestaan uit een lange lijst met alle titels die in een bepaalde periode zijn gepubliceerd of - in het geval van een boek over schrijverschap - met de namen van alle schrijvers die in een bepaalde periode hebben opgetreden.’ (p. 14). Bax vreest dat dit volstrekt onleesbaar zou zijn. En gelijk heeft hij. Het doet me bijna walgend denken aan mijn cursus ‘Encyclopedie’ die ik in 1969 in Leuven voor de kiezen kreeg.
Vreemd blijft het echter wel dat zelfs Nederlanders als pakweg Rob van Essen (twee keer Libris Literatuur Prijs) en Wessel te Gussinklo (onder veel meer Anton Wachterprijs 1986, Bookspot literatuurprijs Fictie 2019, Boekenbon Literatuurprijs 2021) onder de radar blijven.
Ontbrekende namen wegen uiteraard niet op tegen de kwaliteiten van het boek. Nog eens: het kan een uitdaging zijn om als lezer een actieve ‘aanvulauteur’ te worden en na te gaan waar ‘ontbrekende’ of debuterende auteurs volgens jou ingepast zouden kunnen worden.
Gisteren interviewde ik Guy Polspoel, ex-televisiepresentator en ex-politiek journalist, die nu in mijn hometown woont. Ik deed dit voor het lijfblad van ’t Leeshuus een lokale vzw die inclusieve projecten organiseert. Ik vertelde Polspoel die Claus goed gekend en diverse keren geïnterviewd heeft over het boek van Sander Bax.
Guy Polspoel herinnerde zich dat Hugo Claus hem ooit verteld had over Harry Mulisch. Die kwam vaak in Café Americain aan het Leidseplein, Amsterdam, in wat nu heet het Clayton American Hotel. Af en toe ging hij naar de balie en liet enkele minuten later omroepen: ‘de heer Mulisch wordt aan de telefoon gevraagd’. Dan stond hij op en paradeerde door de zaal richting telefoon. Mulisch was een mythe en hij werkte aan die mythevorming. Sander Bax schreef er trouwens in 2015 een boek over: De Mulisch Mythe.
Het idee voor Schrijversmythen lag dus blijkbaar al een hele tijd in het hoofd van Bax te sluimeren. Nu ligt het er in boekvorm. Voor al wie professioneel met Nederlands bezig is, wil ik daar een ‘must buy’ sticker op kleven.
José Vandekerckhove
P.S.
Wil je meer weten over ‘Schrijversmythen’ dan kun je kijken of luisteren naar
een interview van Marc van Oostendorp met Sander Bax op neerlandistiek.nl
of
een interview met Frits Spits in De Taalstaat.
Of je kunt je ook aanmelden voor de NDN-Laatzomerconferentie waar Sander Bax gastspreker is.