‘Ervaringsgericht literatuuronderwijs biedt kansen en uitdagingen aan een divers doelpubliek’, betoogt dr. Jeroen Dera aan de Radboud Universiteit Nijmegen (www.jeroendera.nl). ‘Ervaringen hebben per definitie met diversiteit te maken.’ Die diversiteit uit zich op verschillende manieren in hedendaagse klassen en daar kunnen we kansrijk op inspelen door middel van authentiek, ervaringsgericht literatuuronderwijs.
Gabrielsen en andere onderzoekers hebben in een Noors onderzoek 77 literatuurlessen geobserveerd en getranscribeerd. Zij hebben 4 groepen van literatuurlessen onderscheiden:
1. Genre-instructie de leraar vertelt hoe een literair genre in elkaar zit.
2. In stilte lezen.
3. Boekpresentaties en boekverslagen.
4. Literaire klasdiscussies: plenair of in groepjes.
In Noorwegen komt genre-instructie vaak voor (‘dit is een verhaal, dit is een gedicht …’). Wat veruit het minst voorkomt, zijn de literaire klasdiscussies en de boekverslagen. Het is opmerkelijk dat die verhouding aanwezig is in de klaspraktijk, wanneer we die vaststelling tegen het licht houden van wat we vandaag weten over literatuurdidactiek.
Een prototypische poëzie-opdracht in het literatuurcurriculum in Nederland luidt bijvoorbeeld als volgt: ‘Hoeveel strofes zijn er?’, ‘Hoeveel enjambementen zijn er?’ of ‘Parafraseer de bovenstaande gedichtjes.’. Zelf ontwikkeld materiaal ziet er vaak zo uit. Voor de overgrote meerderheid van onze leerlingen is dat geestdodend. Het gaat in de lessen niet over waarom de enjambementen er zijn en welk effect ze hebben. Het gaat niet over hoe de regisseur, auteur of dichter betekenis creëert in een werk, aan de hand van retorische, narratieve of poëticale technieken. Het gaat allerminst om authentieke leeservaringen en bevlogen interpretaties.
In de jaren ’30 van de vorige eeuw (Rosenblatt) zien we dat literatuuronderwijs overwegend vertrekt vanuit de ervaring, vanuit diegene die leest. Transactioneel literatuuronderwijs stond centraal, met een ‘reciprocal, mutually defining relationship’. Onze identiteit als lezer ‘verandert’ door te lezen en de tekst ‘verandert’ door de interpretatie die wij eraan verlenen.
De tekst die centraal staat in een klas, brengt een unieke en interessante wisselwerking teweeg met elke, individuele leerling. Dr. Jeroen Dera onderbouwt het verschil tussen efferente en esthetische leeservaringen. Er gebeurt iets wanneer we lezen: zelfs bij leerlingen die zeggen ‘Ik haat lezen!’ of ‘Een tekst doet helemaal niets met mij.’, gebeurt er iets tussen tekst en lezer. Als we samen met de leerlingen enkel naar de vorm kijken en niet naar wat een tekst bij de lezer teweegbrengt, dan kunnen we de bal helemaal misslaan. Enkel kijken naar vormelijke aspecten verarmt de interpretatie van de tekst.
Hoe kunnen we literatuuronderwijs zodanig herontwerpen dat het zinvol wordt voor zowel lerenden als voor leraren en docenten? Om deze vraag te beantwoorden, verwijst dr. Jeroen Dera naar het RES-model, dat bestaat uit drie centrale principes:
· receptive – de lezer recipieert de literaire tekst;
· expressive – de lezer zet de leeservaring om in een eigen creatie;
· symbolic – de lezer-schrijver sluit de beleving af door middel van performance/ritueel.
Dit model komt niet uit het onderwijs, maar uit de wereld van de therapie. De leerlingen schrijven zelf en gaan op die manier in interactie met de tekst. Deze didactiek kan veel betekenen voor individuele leerlingen en komt zo tegemoet aan de diversiteit en multiperspectiviteit in onze klassen.
Op basis van deze bevindingen heeft dr. Jeroen Dera de theorie vertaald naar de praktijk, in de vorm van de publicatie ‘Woorden temmen’. De eerste publicatie was zo succesvol dat er intussen ook een 2e publicatie op de markt is voor een iets ouder doelpubliek. Dr. Jeroen Dera selecteerde de gedichten voor de bundels zorgvuldig.
De publicaties zijn opgebouwd volgens een aantal uitgangspunten. Eerst en vooral wordt poëzie in de werkbundel holistisch benaderd, als een ‘lichamelijke’ ervaring. Ten tweede ligt de nadruk op gedichten waarover (maatschappelijk) debat mogelijk is, zonder opzoekbare antwoorden op het internet. Vervolgens biedt de verwerking bij het gedicht telkens een combinatie aan van interpretatie en creatie. De leerlingen zoeken bijvoorbeeld naar het meest poëtische woord van een product bij IKEA. Zo leren ze kijken naar de woorden om hen heen en kunnen we in de klas inzetten op de poëtische functie ervan. Tot slot biedt de bundel een platform aan hedendaagse dichters met aandacht voor diversiteit in poëtica’s, gender, etniciteit.
De auteurs vertrekken voor de didactiek vanuit de persoonlijke ervaring, met een herkenbaar stappenplan bij elk gedicht:
1. LEES: een vraag over de ervaring die het gedicht oproept bij de lezer.
2. DENK: een discussievraag naar aanleiding van het gedicht.
3. DOE: een activiteit die de lezer naar aanleiding van het gedicht kan ondernemen.
4. SCHRIJF: een creatieve schrijfmogelijkheid gerelateerd aan het gedicht of de bijbehorende
leeservaring
5. WEET: een literatuurtheoretisch concept dat de interpretatie verder kan verdiepen.
6. MEER: extra informatie naar aanleiding van het gedicht, de dichter en/of de context.
7. WEERHAAKJE: de ervaring van de docent; een persoonlijke reflectie van een van de auteurs.
Dankzij deze 7 activiteiten vinden leraren en leerlingen aanknopingspunten om het debat over diversiteit te openen en om de verschillen en gelijkenissen bespreekbaar te maken. Als literatuur uitgroeit tot een handvat om mee opgevoed te worden, dan wordt zij saai en vervelend. Literatuur moet over alles kunnen gaan; dat behoort tot de autonomie van het literaire werk als ‘kunstwerk’.
In Amerika werken docenten met ‘triggerwarnings’, waardoor de leerling zelf keuzes kan maken om de bespreking al dan niet te volgen, om zich mentaal voor te bereiden. Leg de focus opnieuw op de tekst om omzichtig om te gaan met de gevoelens van de lezer. Teruggaan naar de tekst en keuzes inbouwen voor 2 of meer gedichten, creëert veiligheid voor de hele klas. Door ervaringsgericht literatuuronderwijs kunnen we de stemmen van de leerlingen echt laten klinken.