Marjolijn Voogel (27 mei 2025)
Mazirel Pers
ISBN 9789464560275
184 pp.
€ 22,99
Met andere woorden: zo heet het recente boek van Marjolijn Voogel, socioloog en romanist. Het boek met als ondertitel Hoe taal je maakt en hoe taal je raakt is volgens de auteur bedoeld voor taalliefhebbers en voor iedereen die zich bewust wil worden van zijn/haar taalgebruik. Het boek covert een varia aan domeinen: de verhouding Fries-Nederlands, straattaal, inclusieve taal, framing, vertalen, AI en taal …
Het is een zoektocht, een reis langs verschillende taalwerelden. Dit heeft rechtstreeks te maken met de taalbiografie van de auteur. Voogels moeder- en thuistaal is Nederlands. Geboren en getogen in Friesland hoorde ze voortdurend Fries om zich heen. Haar beide oma’s waren Duits en na haar eindexamen ging ze Frans met als bijvak Spaans studeren. Voogel lardeert haar ‘taalreisverslagen’ met anekdotes en af en toe ook theoretische verklaringen.
Een bondige blik op een paar hoofdstukken zal duidelijk maken wat het boek te bieden heeft. In ‘Van volks naar beschaafd en naar standaard’ onderzoekt Voogel hoe het Standaardfrans tot stand is gekomen. Interessant daarbij is dat ze vergelijkt met de totstandkoming van het Standaardnederlands. In Frankrijk ontstond en veranderde de nationale taal op een heel andere manier dan in Nederland. In Frankrijk hing het succes van de standaardtaal samen met macht. Taal werd een politiek statement voor Koning Frans I (1494-1547). In Nederland was er geen koning en niet één sterk machtscentrum. Het beschaafde Nederlands werd bepaald door ‘de spraakmakende gemeenschap’ zoals Hooft haar noemde. In hetzelfde hoofdstuk wordt daarvan een soort van historisch overzicht gepresenteerd van Siegenbeek en Weiland tot Joop van der Horst en Nicoline van der Sijs.
Een tweede voorbeeld: in het slothoofdstuk ‘Social slang ysk icymi’ gaat Voogel in op waarom tech taalbewustzijn vereist. Tech leidt tot een nieuwe vorm van taalgedrag. Mensen gaan anders praten en schrijven. Tech leidt ook tot een stroomversnelling in taalverandering. Wat betekenen AI-tools zoals ChatGPT, Co-pilot, Claude of DeepSeek voor de taalvaardigheden van de taalgebruiker? Verder gaat het onder andere ook over taalinnovatie, digitale geletterdheid, het al dan niet verbieden van AI op school enzovoort.
In haar slotparagraaf stelt Voogel ‘Taal is kapitaal’. Elke extra-taal, taalvariant of taalregister biedt een aanvullende set van denkbeelden, een extra-bril waarmee je naar de wereld en jezelf kunt kijken. Ze sluit af met het bekende citaat van Wittgenstein: ‘De grenzen van mijn taal betekenen de grenzen van mijn wereld’.
Als Vlaamse lezer blijf ik wel enigszins op mijn honger zitten. Gefrustreerd daardoor ben ik niet meer, wel berustend. Blijkbaar is Vlaanderen voor veel Nederlandse auteurs een blinde vlek op de taalwereldbol. Toch voel ik bij een boek geschreven door een sociologe wel enige ontgoocheling. België heeft drie officiële landstalen: Nederlands, Frans en Duits. In Noord-Frankrijk leven nog altijd restanten van het Frans-Vlaams, in een stuk Frankrijk dat vroeger bij Vlaanderen hoorde. De taalreis naar Frankrijk van Voogel begint in de buurt van Lille, of Rijsel in het Nederlands. Rijsel is historisch gezien een Vlaamse stad geweest. Het maakte deel uit van het graafschap Vlaanderen en heeft lange tijd een Vlaamse cultuur en invloed gekend. In 1667 werd de stad echter veroverd door Lodewijk XIV en werd het officieel Frans. De stad werd gesticht onder de Latijnse naam Ad Insulam (op/bij het eiland). Dit werd in het Middelfrans vertaald als à l’isle en in het Middelnederlands als ter ijs(s)el (uitspraak [tər i:səl]). Dat evolueerde in het Nieuwfrans tot Lille en in het Nieuwnederlands tot Rijsel. Interessant toch … of niet, zeker sociologisch. Misschien verdient Vlaanderen toch meer aandacht dan een vermelding van Christoffel Plantijn en de arts Johannes Goropius Becanus.
Van het Vlaams of Belgisch-Nederlands geen spoor, maar dat is bij zowat alle Nederlandse auteurs die over de Nederlandse taal schrijven het geval. Enigszins jammer, zeker omdat de romanist in Voogel wel een en ander had kunnen vaststellen op taalkundig gebied in een land waar zowel Nederlands als Frans landstalen zijn.
Met andere woorden is een heel interessant en vlot geschreven boek. Het getuigt van een brede eruditie bij de auteur. Het is zonder meer leerrijk te noemen en snijdt enkele zeer actuele taalkundige topics aan. Soms staat er wel heel veel tekst op een bladzijde en is de informatiedichtheid heel hoog, zodat je er voortdurend het ‘koppie’ moet bijhouden.
Is het boek in het onderwijs bruikbaar? ‘Jein’ zegt men in Duitsland. Niet direct voor de klaspraktijk, maar wel als zeer nuttige achtergrond en eyeopener voor studenten en taaldocenten om bij gelegenheid hun lessen of colleges mee te kruiden. Voogel heeft veel en nauwkeurige research gedaan.
José Vandekerckhove